XIII-5 Adriana Alida van Duyn – Neomagus
1926-1986, stenotypiste en verpleegkundige,
dochter van Cor, XII-2
Familie Van Duyn
Wilhelmus Josephus van Duijn
Wilhelmus Josephus van Duijn is in de jaren ’20 en ’30 directeur van de gouvernementele mulo-school in Grisee op oostelijk Java. Hij trouwt op 25 november 1918 in Boskoop met Catharina Alexandrina Buwalda, geboren op 12 september 1891 in Rotterdam, overleden op 24 mei 1957 in Amersfoort. Volgens haar overlijdensakte is zij dood aangetroffen in de woning Galvanistraat 1 in Amersfoort. Op 21 december 1920 wordt in Grisee hun zoon Willem Linze geboren. In 1932 gaat het paar met hun zoon naar Nederland. Vader Wilhelmus keert daarna alleen terug naar Java om zich in 1939 vanuit Soerabaja in Rotterdam te vestigen.2Als vooraanstaande oud-Indiëganger wordt hij in juli 1940 samen met zo’n 250 andere ‘Indische gijzelaars’ gearresteerd als vergelding voor het interneren van Rijksduitsers in Indië. Ze worden overgebracht naar het Duitse kamp Buchenwald. In november 1941 gaan ze naar gijzelaarskamp Haaren (bij Oisterwijk), een voormalige grootseminarie dat drie jaar dienst doet als Geisellager en Polizeigefängnis. De Indische gijzelaars verhuizen in mei 1942 naar het kleinseminarie Beekvliet in het nabije Sint-Michielsgestel. Vijf maanden later belandt Van Duijn in kostschool De Ruwenberg, ook in Sint-Michielsgestel. Uiteindelijk gaat hij naar kamp Vught, waar hij op 17 september 1944 is vrijgelaten.3Wilhelmus en Catharina scheiden in 1945. Hij hertrouwt in dat jaar Hendrika Gerritje Docter.
Willem Linze van Duyn
Kinderen
Willem heeft aanvankelijk een relatie met Ada’s zus Heleen Neomagus (1924-1998). Zij zijn zelfs officieel verloofd. Na het verbreken van de verloving krijgt hij een verhouding met Ada, met wie hij trouwt en kinderen krijgt:
– Erik Cornelis, geboren in Breda op 1 juli 1958, gehuwd met Gemma de Jong, twee kinderen;
– Caroline Charlotte, geboren in Breda op 19 april 1961, gehuwd met Fred Kaijser, twee kinderen.
Moeilijk verleden
Schoevers
Ada kan het verlies van haar moeder, die sterft als Ada 13 jaar is, moeilijk verwerken. Ze trekt in bij haar grootouders Schoenmaker in Hilversum, op wie ze zeer gesteld is. 4 Wel is vader Cor uitgesproken trots op haar nadat ze de opleiding Schoevers heeft afgerond en als eerste van het gezin een zelfstandig inkomen verwerft.
Ada is een vriendelijke, bescheiden maar wat gesloten vrouw die zich opoffert in het huishouden en de kinderen zorg en bescherming wil bieden. Ze is begaan met de katten die dagelijks vers vlees en vis krijgen. Op latere leeftijd vinden zowel Ada als haar man dat de wereld nog verkend moet worden. Zo zijn ze – overigens onafhankelijk van elkaar – in Peru en Ecuador en op de Galapagoseilanden geweest.