18. Hervorming in het graafschap Moers
Maarten Luther
Rijksdagen
Luthersgezind
Godsdienstvrede
De graaf van Moers sterft in 1553 en zijn zoon Hermann (1519-1578) volgt hem op. Die maakt van de doorvoering van de reformatie in het graafschap Moers zijn levenswerk. Bij de godsdienstvrede van Augsburg in 1555 wordt nog eens vastgelegd dat de landsheer beslist over de geloofskeus in zijn gebied. Vanaf 1558 worden aan het hof van de graaf geen katholieke kerkdiensten meer gehouden. Dat is ook het jaar dat Hermann de prior-monnik van de Karmelieten, Johannes Eusebius Neomagus, stamvader van de familie, overhaalt om de hervorming aan te hangen en hem benoemt tot eerste predikant in Budberg.
Protestants gebied
Calvinisme
Gereformeerde kerk
Graaf Hermann heft het klooster van de Karmelieten in 1573 op en maakt er een ‘reformierten höhere Schule’ van, een Lateinschule. Adolf, burggraaf van Keulen, is getrouwd met Hermanns zus Amalia Walpurgis. Hij volgt de in 1578 kinderloos gestorven Hermann op en noemt zich voortaan ook graaf Adolf von Neuenahr und Moers (1545-1589). Onder graaf Adolf wordt de hogeschool in 1582 het nog steeds bestaande Gymnasium Adolphinum, een zogenaamde illustere school. Veel Neomagi krijgen er les alvorens naar een universiteit te gaan. Het Rheinland valt organisatorisch onder de Kleefse Synode met drie classes: de Classis Wesel waartoe Orsoy behoort, de classis Kleef waaronder Kervenheim valt en de classis Moers waartoe Budberg en Baerl behoren. Genoemde plaatsen kennen alle een Neomagus als predikant.
Predestinatie
De calvinistische leer verbreidt zich vanaf 1560 vanuit Wesel. Maar eerst in 1580 gaat het vorstendom Moers onder graaf Adolf, die ook stadhouder is van Overijssel, Gelder en Utrecht, officieel over op het calvinisme. Willem van Oranje’s zoon prins Maurits, vanaf 1600 tevens graaf van Moers, kiest ook nadrukkelijk voor de strenge leer. Dat blijkt uit zijn houding in de strijd tussen de ruimerdenkende remonstranten onder aanvoering van Johan van Oldenbarneveldt en de contraremonstranten die in Maurits een voorvechter vinden. De predestinatie of voorbeschikking, uitverkiezing, is het belangrijkste geschilpunt. De contraremonstranten menen dat God vooraf heeft bepaald wie zalig wordt en wie niet. De strijd eindigt in 1619 voor Van Oldenbarneveldt aan de galg. In hetzelfde jaar kiest de Dordtse Synode voor de strenge leer.
Heidelberger Catechismus
Sombere moraal
Fusies
Oranje-Nassau
Van 1578 tot 1600 is Hermanns zus Amalia Walpurgis gravin. Voor de Nassause Domeinraad heet ze gravin Walburg van Nieuwenaar. Zij huwt eerst graaf Philip von Montmorency-Hoorn, in 1560 als Graaf van Hoorn in Brussel onthoofd, daarna de al genoemde graaf Adolf, die in 1589 sterft. De gravin wijst prins Maurits van Oranje-Nassau in 1594 aan als erfgenaam van het graafschap en de stad Moers (en van de heerlijkheid Krakau). Hij lijft het graafschap in 1597 in, na het verdrijven van Spaanse troepen die er elf jaar heersen en het calvinisme verbieden.
Prins Maurits, zoon van Willem van Oranje en de tweede stadhouder van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, woont vaak in Moers. Amalia sterft op 25 mei 1600. Maurits volgt haar dan op, wordt er op 12 augustus 1601 ingehuldigd en laat er de wiskundige Simon Stevin (1548-1620) tussen 1601 en 1609 een citadel met kasteel bouwen. De Oranjes zwaaien er in feite zo’n honderd jaar de scepter en het slot waarin zij wonen staat er nog. De koning van Pruisen neemt in 1702 bezit van het graafschap op grond van zijn aanspraken op de erfenis van stadhouder Willem III. Pas in 1712 erkent Moers de koning.
Generaliteitslanden
Gelderse Synode
Pruisen
Moers en Oranje
1558, de eerste predikant Neomagus
1648, de eerste predikant Neomagus in Brabant
Opkomst en ondergang
- Theodorus (V-5), zoon van Hendrich (IV-1), wordt beroepen in Eersel,
- Johannes (V-7), zoon van Johannes (IV-3), komt naar Vessem,
- Johannes (VI-8), zoon van Petrus V-6), krijgt Hooge en Lage Mierde als standplaats.
De Jong, p 80.↩
Johannes Gutenberg uit Mainz wordt gezien als de uitvinder van de boekdrukkunst in 1473.↩
De Jong, Nederlandse Kerkgeschiedenis, FAJN.↩
Van Lieburg, p 237.↩
Van Lieburg, p. 221.↩
Van Lieburg, p 220. ↩
Rotscheidt, Monatshefte 1911, p 3 tot 14.↩
Zie verder artikel 06 ‘Familie met vijfenzeventig predikanten’.↩