• Home
  • Genealogie
    • Inleidend deel
    • Eerste generaties
    • Delftse apothekers Neomagus
    • Nuenese predikant Neomagus
    • Protestantse Hollandse tak
    • De protestantse Brabantse tak
    • De katholieke Brabantse tak
    • Neomagus, geen familie
  • Nieuws
  • Weblinks
  • Contact
  • Colofon

Blog Post

08
MRT
2010

X-4 Engelbertus Theodorus Johannes Philippus Neomagus

Posted By : Jos Neomagus
Comments : Off

(1825-1895), klerk, zeepzieder, administrateur, president-kerkvoogd,
zoon van Johannes, IX-1

Bertus ziet het levenslicht als het tweede kind van de Delftse apotheker Johan Neomagus en zijn tweede vrouw Mechelina de Rieux. Johan trouwt eerst met haar nadat bekend is dat zijn eerste vrouw, Elisabeth van der Crab, in Amerika is overleden. Vóór het huwelijk hebben Johan en Mechelina al een zoon Marinus (1816). Het huwelijk wordt op 13 augustus 1824 in Delft gesloten. Bertus komt op 24 mei 1825, na ruim negen maanden, in Delft ter wereld. Vader Johan is dan 63 jaar, moeder Mechelina 38 jaar. Zij krijgt daarna nog vier kinderen, het laatste in 1831 op 43-jarige leeftijd.

Voornamen

De jonggeborene krijgt vier welluidende voornamen die, ook nog in dezelfde volgorde, tot op heden in de familie voorkomen: Engelbertus, Theodorus, Johannes, Philippus. Zijn roepnaam is Bertus.
Engelbertus Theodorus is de naam die Johan Hendrik Neomagus (1737-1770), de overgrootvader van de boreling, aan een van zijn zoons geeft. Deze oudoom van de boreling leeft van 1769 tot 1844 en sterft kinderloos.
Johannes is ’n al generaties lang in de familie voorkomende naam, ook de naam van de vader en grootvader.
Philippus is de naam van een dochter (Philippa) van Johan Hendrik, dus een oudtante van Bertus. Zij leeft van 1770 tot 1843. Zij huwt Willem ter Winkel en krijgt vier kinderen.

Handlichting

Zoals veel leden van de familie Neomagus gaat Bertus als belastingambtenaar werken. Hij is geaggregeerd (destijds geschreven: geagreëerd) klerk te Leur. Die term staat voor ‘bevoegd tot tekenen’. Later is hij zeepzieder, zeepfabrikant, eveneens te Leur. Vermoedelijk gaat Bertus al in 1846 in zaken, want de kantonrechter in Asten, waar zijn moeder woont, verleent hem op 21 maart van dat jaar ‘handlichting’, hetgeen betekent dat hij als minderjarige handelingsbekwaam is. De handlichting overbrugt een periode van twee maanden, want op 24 mei wordt Bertus 21 jaar en voor de wet volwassen. De handlichting is op 21 maart ook verleend aan Bertus’ jongere broer Juul, die dan 19 jaar is.
Hij komt als vrijgezel op 10 september 1853 uit Oirschot naar Leur, waar hij inwoont bij de rooms-katholieke familie Van Beckhoven. Die heeft drie kinderen en zes kostgangers, van wie er drie – net als Bertus – protestant zijn. Het zijn veelal jonge ambtenaren.1

Zeepzieder

De voormalige zeepziederij aan de haven van Leur, in 2014 een restaurant.

Een zeepzieder maakt zeep door een pot met olie en loog boven een kolenvuur aan de kook te houden. Als het ziedsel, kooksel, klaar is giet hij het in houten vaatjes. Het resultaat is zachte zeep die vanwege zijn kleur groene zeep heet. In de tijd dat Bertus Neomagus zeepzieder is, gaat de groene zeep behalve naar kleine huishoudens met name naar grote huishoudens, zoals weeshuizen, en naar de katoen-, wol- en linnenindustrie. In de 19de eeuw neemt de techniek een hoge vlucht en komt de stoommachine op de markt. Sommige zeepzieders gaan stoom gebruiken.

 

Het is niet duidelijk waarom hij zijn zeepziederij in 1860 opgeeft voor een baan bij Welstand. Wellicht is de investering in een stoommachine te groot. Mogelijk speelt de hoge accijns op zeep een rol of de administratieve rompslomp. Als een zieder bijvoorbeeld een partij zeep van onvoldoende kwaliteit opnieuw wil bewerken, moet hij daarvoor toestemming vragen aan de directie van de accijnzen in Den Haag, óf twee keer accijns betalen. Het heffen van accijns op zeep is een maatregel uit 1832 wanneer koning Willem I veel geld nodig heeft voor onder meer de financiering van het leger (Belgische Opstand). Pas in 1892 komt de heffing te vervallen. Een motief om bij Welstand in dienst te treden kan ook het salaris van duizend gulden per jaar zijn, anno 2015 vergelijkbaar met 10.200 euro. En verder wellicht het perspectief van een vaste een eervolle betrekking.

Theehandelaar

Bertus heeft in Leur ook een thee-depot.

Bertus doet in zijn Leurse tijd ook in thee. In de Nieuwe Rotterdamsche Courant, de Opregte Haarlemsche Courant en andere dagbladen staan in de tweede helft van de jaren vijftig advertenties van Jan van Rees & Zoon uit Zwolle die theemagazijnen heeft en verspreid over het land depots van thee heeft. Een van die depots is gevestigd bij Bertus in Leur. In de depots worden de ’theeën verkocht in verzegelde pakjes, voorzien van prijs en nummer’.

Huwelijk

Op 21 april 1854 trouwt2de 28-jarige Bertus in Oirschot met de elf jaar oudere Johanna Geertruida (roepnaam Naatje) van Pellecom, op 15 juni 1814 in Schiedam geboren uit Abraham Nicolaas van Pellecom en Geertruda Zegerius. Bertus’ overleden schoonvader is predikant en staat van 1817 tot 1833 in Princenhage, daarna in Geertruidenberg tot zijn emeritaat in 1837.3 Van de ouders leeft op dat moment alleen nog Mechelina Neomagus-de Rieux uit Asten. Ze is niet aanwezig en heeft een week tevoren bij notaris Rovers in Asten – bij wie haar zoon Julius kandidaat is – een akte met haren volkomen toestemming laten opmaken, zo blijkt uit de huwelijksbijlagen. Zie het volgende artikel ‘Familie Van Pellecom’.

De getuigen bij het huwelijk zijn

  • Marius van Pellecom, 34 jaar, burgemeester van ‘€˜s-Graveland, Heer van Kortenhoef,4 broer van de bruid
  • Julius Neomagus, 27 jaar, kandidaat-notaris te Asten, broer van de bruidegom
  • Jan Schuyen, 60 jaar, kostschoolhouder te Oirschot
  • Benjamin de Jong, 26 jaar, kandidaat-notaris te Oirschot.
Bij de huwelijksbijlagen zit ook een verklaring van de Nationale Militie, waaruit blijkt dat Bertus in Zundert voor de dienstplicht is ingeschreven, bij de loting nummer 133 krijgt, maar uit hoofde van volbragte broederdienst finaal is vrijgesteld. De huwelijksafkondiging heeft ook plaats in Etten-Leur, dan al de woonplaats van Bertus.

 

In een krant verschijnt een kleine advertentie: Getrouwd: Oirschot 21 april 1854. E.T.J.P. NEOMAGUS en J.G. van PELLECOM. Eenige kennisgeving aan Familie, Vrienden en Bekenden. Deze tekst duidt erop, dat er geen aankondiging en/of uitnodiging is verzonden en dat het huwelijk in kleine kring is gesloten en gevierd. Kennelijk heeft de bruidegom zijn talrijke familie niet verwittigd, uitgezonderd zijn broer die getuige is. We mogen toch aannemen dat de Oirschotse familie van de bruid wel bij het huwelijk aanwezig is.

Oirschot

Het huwelijk heeft kennelijk in Oirschot plaats omdat Naatje van Pellecom en een deel van haar familie daar wonen, te weten
  • Petronella Elisabeth Cornelia van Pellecom, adres Kerkhof 148, in 1831 in Schiedam geboren uit het huwelijk van Abraham van Pellecom met Elisabeth Wuijster, in 1854 uitgeschreven naar ‘s-Hertogenbosch.
  • Johanna Geertrui van Pellecom, zelfde adres, die met Bertus Neomagus trouwt.
  • broer Marius Catharinus van Pellecom, in 1819 in Princenhage geboren, burgemeester van ’s Graveland, en zijn vrouw Sara Johanna Wilhelmina Frederika Bisdom, in 1824 in Bergen op Zoom geboren. Ze zijn op 29 oktober 1847 in Oirschot getrouwd.
  • broer Abraham Nicolaas van Pellecom, in 1820 in Schiedam geboren, kantonrechter in Oirschot, op 21 juni 1845 in Oirschot getrouwd met Johanna Elisabeth Aletta Visser.

Leur

Geboorte-advertenties van de kinderen, van wie de namen ontbreken (in die tijd vaker het geval).

Op de huwelijksdatum wordt de bruid vanuit Oirschot ingeschreven in de gemeente Etten-Leur. Het paar woont vanaf dat moment op het adres B6. In het huis wonen ook drie rooms-katholieke personen: een tachtigjarige weduwe, in 1774 in Oosterhout geboren, een 36-jarige vrouw die in 1818 geboren is in Ath, het Franstalige deel van België, en de dertigjarige dienstmeid Adriana van Oirschot uit Oirschot, geboren in Oerle, die ruim een maand na de vestiging van Bertus en zijn vrouw, namelijk op 26 mei 1854 intrekt. Omdat ze ook uit Oirschot komt, ligt het voor de hand dat het jonge paar haar als hulp heeft, het andere geloof ten spijt. Het bevolkingsregister vermeldt niet hun vertrek, in 1861, uit (Etten-)Leur naar Breda.

Kinderen

In Leur komen de twee kinderen ter wereld:
  • Johannes (Johan) Mechelinus, geboren 29 januari 1855, later notaris te Aalsmeer, volgt XI-3. Vader is dan geaggregeerd klerk en woont inmiddels op adres B7.
  • Engelbertus (Bertus) Theodorus Johannes Philippus, geboren op 6 mei 1858, later postdirecteur. Volgt XI-4. Vader is nu zeepzieder en woont op B17.5 Dat is nu het pand Korte Leurstraat 17 dat Bertus in 1857 koopt en in 1868 (hij woont dan al in Breda) verkoopt aan suikerfabrikant S. Heerma van Voss.
Bertus maakt de geboorte van zijn kinderen bekend via advertenties in landelijke bladen. Zo is in het Nieuw Amsterdamsch Handels- en Effecten Blad van 15 mei 1858 te lezen: ‘Heden beviel zeer voorspoedig van een Zoon J. van Pellecom, hartelijk geliefde Echtgenoot van E.T.J.P. Neomagus. Leur, 6 Mei 1858.’

Trouwkerkje

Het trouwkerkje in Leur, voorheen de protestantse kerk.

Het is aannemelijk dat de familie Neomagus in Leur naar de hervormde kerk gaat en dat daar ook haar kinderen zijn gedoopt. Het gaat om het kerkje aan het Van Bergenplein 1, tegenwoordig ook wel bekend als het trouwkerkje, vlak bij de haven waar de zeepziederij van Neomagus is gevestigd. Het gebouw is in 1614 als protestants kerkje gebouwd nadat de oude (katholieke) kerk in 1584 is verwoest. Er zijn diverse verbouwingen geweest, zodat het kerkje niet meer in originele staat is. Wel bevat het interieur nog tal van oude stukken. De naam geeft aan dat het kerkje een officiële trouwlocatie is van de gemeente Etten-Leur.

Relaties

De benoeming van Bertus sr. per 1 maart 1861 tot administrateur van Welstand, heeft mogelijk een familieachtergrond. Mr. Willem Jan Both Hendriksen (1780-1853) is van 1824 tot zijn dood in 1853 als voorzitter van de ring Utrecht tevens hoofdbestuurder bij Welstand. Diens zus Elisabeth is getrouwd met Christiaan baron van Boetzelaer, de oudste broer van Dirk, die een relatie heeft met Marie Neomagus. Er zijn meer ‘Welstandrelaties’: een schoonzoon van Both is prof. dr. Herman Royaards (1794-1854), die in 1850 voorzitter van Welstand wordt. Diens opvolger is prof. dr. Nicolaas Kist (1793-1859), een neef van Royaards.

Pleidooi

In 1842 pleiten de zonen van oprichter Jacob van Heusden (1757-1841), sinds 1792 predikant van Hilvarenbeek, voor de aanstelling van een vaste, gesalarieerde administrateur, die tevens op alle hoeven met de daarop geplaatste boerengezinnen toezicht dient te houden. De leden van de Permanente Commissie, PC, van Welstand, belast met het toezicht op de pachters, zijn niet in staat de hoeven regelmatig te bezoeken. Zodoende bestaat er geen goed inzicht in de werkelijke situatie van de gezinnen op de hoeven. Het voorstel krijgt onvoldoende bijval. Both Hendriksen komt er in 1847 en 1849 op terug. Hij schrijft op 21 januari 1849 een brief aan de boekhouder, dominee Vincent van Gogh, over de problemen bij de administratie, pleit voor de aanstelling van een administrateur maar noemt geen naam. Overigens begint Both Hendriksen zijn brief met een felicitatie aan Van Gogh in verband met de benoeming van diens zoon Theo van Gogh tot predikant in Zundert.6 De algemene vergadering van Welstand besluit in 1849 een amanuensis aan te stellen, maar geeft pas in 1851 toestemming voor een proef.

Permanente Commissie

Het hoofdbestuur stelt de algemene vergadering in 1852 voor om de boekhouder, dominee Vincent van Gogh, inmiddels ook secretaris van Welstand, een honorarium toe te kennen van 600 gulden per jaar, een bedrag dat in 2015 vergelijkbaar is met 6575 euro. Als zijn herkiezing in de algemene vergadering mogt plaats hebben, zegt Van Gogh, dan zal hij die niet accepteren, tenzij hem wierd toegevoegt een geschikte amanuensis. Omdat in 1849 in beginsel al is besloten een amanuensis aan te stellen, stelt het hoofdbestuur de algemene vergadering voor om de PC te machtigen om deze zaak af te werken. De PC, die besturende en uitvoerende taken heeft, bestaat uit vertegenwoordigers van het hoofdbestuur, de districtsbesturen, de boekhouder-secretaris en de kashouder-penningmeester. Zij komen enkele keren per maand in Breda bijeen.

 

Het hoofdbestuur verklaart de PC in oktober 1852 diligent (gemachtigd) ten aanzien van de amanuensis. Het dringt er op aan de zaak af te handelen, mede omdat de PC een persoon op ’t oog heeft dien zij meent dat de verwachte geschiktheid tot de bedoelde betrekking zal bezitten. In mei 1853 stelt het hoofdbestuur vast dat de persoon door de PC voorloopig tot amanuensis van den boekhouder aangenomen, zich zeer wel bevlijtigt om genoegen te geven, en welligt zoo voortgaande tot een vaste aanstelling in aanmerking zal genomen worden. Kennelijk is er iemand aangesteld.

Profielschets

In de vergadering van het hoofdbestuur van 21 oktober 1859 in Breda komen twee ingezonden missieven aan de orde, van een predikant uit Leiden en een kantonrechter uit Waalwijk, over de meermalen ter spraak gekomen benoeming van eenen algemenen administrateur van de goederen der maatschappij. De heer Loke doet het voorstel om te trachten eenen geschikte persoon te vinden, bekwaam om het bestuur der maatschappij ten dienste te staan, meer dan zulks geschiedt door den tegenwoordigen amanuensis, en wel bepaaldelijk tot het doen van inspecties, het besturen van houtplantingen en dergelijke verrigtingen, maar tevens om daarbij den boekhouder terzijde te staan, en de administratie van de Maatschappij te worden ingewijd, ten einde bij ontstentenis van den boekhouder hem te kunnen vervangen. Kortom, een profielschets. Het hoofdbestuur besluit de PC uit te nodigen om hare gedachten op deze belangrijke zaak te vestigen en vervolgens een gemotiveerd verslag bij het hoofdbestuur te laten circuleren.

Voorstellen

Mr. J. Loke is niet alleen lid van het hoofdbestuur, ook voorzitter van de PC. Op 26 november gaat de commissie akkoord met zijn rapport tot uitbreiding en motivering van zijn voorstel omtrent een te benoemen amanuensis. Op 4 januari 1860 besluit de commissie het stuk toe te zenden aan de leden van het hoofdbestuur. Op 18 januari besluit ze om te zien naar een geschikt persoon. Op 14 maart wordt besloten om de heer Neomagus te Leur, die zich voor die betrekking heeft aanbevolen, uit te nodigen voor een gesprek, waarbij hem ook om instemming wordt gevraagd met een proefjaar. Voorts wordt dan gesproken over het opstellen van een instructie. Op 2 mei komt Neomagus zich voorstellen.

Benoeming

Kennelijk is de kennismaking goed bevallen en is Neomagus akkoord gegaan met de voorwaarden en de instructie, want het hoofdbestuur besluit op 7 juni 1860 in Arnhem om de heer          Neomagus, thans wonende te Leur te benoemen tot amanuensis met een traktement van duizend gulden. Het is kennelijk de bedoeling geweest de voorletters E.T. J. P. later aan de notulen toe te voegen, maar dat is niet gebeurd. Vandaar de open plek in de tekst.

Indiensttreding

Neomagus een schuilnaam?

Daags erna, op 8 juni 1860 is in Arnhem de jaarlijkse algemene vergadering, waarin meegedeeld wordt dat de voorlopig benoemde amanuensis in juli zijn aanstelling ontvangt en dat hij, in verband met de uitgestelde verhuizing naar Breda, in februari in dienst zal treden. Op 6 februari 1861 wordt in de PC meegedeeld dat Neomagus per 1 maart 1861 in dienst komt als administrateur, met de titel amanuensis.7

Dalend ledental

Bertus komt bij Welstand in een moeilijke periode. Er bestaat onvrede over de werking van de maatschappij. Het ledental daalt vrij fors. Alleen al in 1849 zijn er 337 opzeggingen en komt het ledental onder 4000. Dat is ook te wijten aan de forse contributie van zes gulden per jaar en de concurrentie van de nieuwe vereniging Christelijk Hulpbetoon die opkomt voor minder vermogenden onder de hervormden en een contributie heeft van twee cent per week (nu 22 eurocent) ofwel een gulden per jaar. Christelijk Hulpbetoon heeft in 1849 al meer dan 15.000 leden.8

Bebossing

Onder leiding van Bertus Neomagus laat Welstand een aantal van haar woeste gronden met bomen beplanten. Een nu nog aanwezig voorbeeld daarvan is het bos bij Hoeve ten Vorsel of de Bladelse Hoef bij Bladel. Geen wonder dat Willem de Vries zich in zijn studie over Welstand afvraagt waar Neomagus de kennis vandaan heeft…

Breda

De familie Neomagus verhuist voor de nieuwe baan naar Breda,  waar Welstand haar zetel heeft. Op 6 mei 1861 komt ze er wonen aan de Visserstraat C 321-bis, later woont men aan de Veemarktstraat D 139-bis en aan de Eindstraat A 24-bis. Bij het overlijden van Naatje is het adres Torenstraat C 339. Tot slot woont Bertus als weduwnaar aan de Boschstraat D 289-bis,9. Het zijn allemaal voorname straten in het centrum. Bertus staat te boek als beheerder van goederen, enz. (1870) en als rentmeester (1880).

Huishouding

Aan de Visserstraat bestaat de huishouding nog uit de ouders en de twee zoons. Aan de Veemarktstraat woont neefje Jean Jacques van Pellecom (geboren op 5 augustus 1861 in ‘s-Graveland) in 1877/1878 een jaartje bij de familie Neomagus. Zoon Johan gaat in 1875 als scholier naar Oirschot, keert in januari 1879 vanuit Eindhoven terug als ‘klerk ter registratie’ en gaat in november 1879 naar Culemborg. Zoon Bertus gaat in februari 1880 als ‘surnumerair der posterijen’ naar Rotterdam.

 

Als Neomagus aan de Eindstraat woont, sterft op 6 juni 1883 zijn vrouw. Vanaf december 1883 heeft hij een kostganger in huis, de katholieke reiziger Hendrik Wagenaar, in 1850 geboren in ‘s-Hertogenbosch. In zijn laatste levensjaren woont Neomagus aan de Boschstraat in dezelfde woning als de katholieke dagloner De Graauw met zijn vrouw en twee jonge kinderen.10

Functies

Bertus Neomagus omstreeks 1875.

Neomagus is in Breda vanaf 26 oktober 1864 diaken, vanaf 1867 loco-secretaris van de Heeren Diakenen en als zodanig lid van de algemene kerkenraad. Vanaf  2 november 1883 is hij ook lid van het college van kerkvoogden van de Nederlandse Hervormde Gemeente van de Grote of Onze Lieve Vrouwe kerk.11 Van 7 augustus 1890 tot zijn dood in 1895 is hij president-kerkvoogd. Hij bemoeit zich dus zowel met het bestuur van de hervormde gemeente als met de financiën en het beheer van de eigendommen. Neomagus is ook nog eens rentmeester van het Gereformeerd Armenkinderhuis. Wanneer de scholen en het kinderhuis een vacature hebben, en dat komt vaak voor, dan plaats Neomagus een advertentie in een landelijke krant. Zie het aparte artikel hierna.

 

Hij is verder bestuurslid van de afdeling Breda van de Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw.12 In september 1889 is hij voorzitter van de ‘regelingscommissie’ van een landbouwtentoonstelling van de maatschappij in Breda. Die tentoonstelling overtreft alle verwachtingen, zo staat in De Tijd van 17 september. Er zijn 733 inzendingen (inclusief paarden, vee, honden, enz) en in zaal Concordia nog eens 500 inzendingen, met als topstuk het stedelijk wapen in mozaiekvorm van planten.
Bij de tienjaarlijkse volkstellingen geeft Neomagus overigens op ‘beheerder van goederen’ te zijn (1870) en rentmeester (1880). Zijn functies voor de kerk zijn vrijwilligerswerk, maar waarom meldt hij niet boekhouder, administrateur of amanuensis te zijn, zijn hoofdfunctie?

Cholera

Bertus Neomagus behoort tot de notabelen van Breda. Hij neemt in 1866 zitting in een commissie die zich, in verband met een cholera-epidemie, tot doel stelt twee of meermalen per week ‘eenige uitdeeling van soep met vleesch te doen’, zoals Burgemeester en Wethouders op 5 augustus 1866 in de Bredasche Courant bekend maken. De commissie legt in de krant van 24 januari 1867 verantwoording af. Er is voor 3239,355 gulden (in 1940 wordt de laatste halve cent geslagen) opgehaald bij collectes, door giften en door de verkoop ’tegen verminderden prijs’. Het geld is uitgegeven aan 4440 pond vleesch, 2018 pond rijst, aan zout, steenkolen, turf, mustaarts (takkenbossen, brandhout dus), groenten, arbeidsloon en in geld (19,80 gulden) aan twaalf Israëlitische armen. Er is een batig saldo van 286,07 gulden, dat ‘wegens het ophouden van de cholera-ziekte is overgedragen aan het bestuur der algemeene Soepcommissie’. Dit verhaal is mede ondertekend door Neomagus.

Bede om hulp

Neomagus is lid van een commissie voor het inzamelen van geld voor een gezin dat door brand is getroffen, 1864.

Onder de kop ‘Brede om hulp’ verschijnen er in de jaren zeventig enkele advertenties waarin een aantal notbelen uit Breda een oproep doen aan de lezers om geld te geven voor een armlastig gezin. Er staat teeds een smartelijk verhaal in de advertentie over een overleden vader en een achterblijvende moeder met een groot aantal kinderen, zonder inkomen. Giften kunnen afgegeven worden bij, onder anderen, Neomagus. In andere advertenties wordt verantwoording afgelegd van de ontvangen giften.

Agent hypotheekbank

Neomagus is ook tussenpersoon van een hypotheekbank.

Bertus, financieel goed onderlegd, is ook geruime tijd agent voor de ’s Gravenhaagsche Hypotheekbank voor Nederland. Deze bank maakt op 29 november 1881 in de Tilburgsche Courant en ook op 24 november 1892 in een advertentie in het Nieuws van de Dag bekend dat ze op aannemelijke voorwaarden gelden ter leen verstrekt onder eerste hypothecair verband. Voor inlichtingen dient men bij E. Neomagus in Breda te zijn. Al eerder, op 24 augustus 1885, publiceert de bank in dezelfde krant een lijst van agenten, onder wie Bertus Neomagus in Breda.

De Nijverheid

In de jaren negentig is Bertus Neomagus (ook) aangesloten bij de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van de Nijverheid. In De Nijverheid, het wekelijkse tijdschrift van de maatschappij, lezen we dat hij in augustus 1891 aanwezig is op het 34ste congres. In september 1893 is hij de vertegenwoordiger van het departement Breda op de 116de algemene vergadering, in september 1894 op de 117de algemene vergadering. In 1894 is hij lid van de ‘commissie voor de rekening’. In maart 1893 is Bertus, namens de maatschappij, lid van de tentoonstellingscommissie die in juli en augustus een tentoonstelling houdt van koloniale voorwerpen.

Regentenkerk

De hervormde gemeenschap van Breda is groot. In 1890 telt de stad ruim 22.000 inwoners, van wie er ruim 4000 hervormd zijn. De hervormde gemeente heeft dan ook meestal drie predikanten. Het is een typische ‘regentenkerk’ met een kiescollege van mannelijke lidmaten uit de bovenlaag. Neomagus beijvert zich onder meer voor de restauratie van de Grote Kerk. Nog kort voor zijn overlijden brengt hij in de kerkenraad in zijn functie van president-kerkvoogd een geldlening voor de restauratie ter sprake.

Bakker

Als 51-jarige diaken – verder opmerkelijk genoeg ‘zonder beroep’ – hoort Neomagus in maart 1877 voor de rechtbank van Breda een boete van 8 gulden of 3 dagen hechtenis tegen zich eisen wegens het iemand in het openbaar toevoegen van smaadwoorden. Uit het proces-verbaal van 29 januari blijkt dat de diaconie voor de armen van de hervormde gemeente brood heeft besteld bij bakker Pols. Het brood heeft niet het overeengekomen gewicht en Neomagus gaat hem dat vertellen. Bij de bakker ontstaat een woordenwisseling waarbij Neomagus – volgens de bakker – de termen bedrieger en afzetter gebruikt. De rechter vindt het overtuigende bewijs niet geleverd en spreekt Neomagus vrij.13

Executeur-testamentair

In 1888 komt Neomagus nog eens in aanraking met justitie. Ook dan staat hij in de stukken als ‘zonder beroep’, terwijl hij toch administrateur van Welstand is. In dit geval is hij de eiser in een civiele zaak. Neomagus is executeur-testamentair in de nalatenschap van ene Herbert van der Put, overleden op 27 september 1887. Landbouwer Govert Meesters uit Steenbergen heeft een perceel grond gepacht van Van der Put en dient volgens Neomagus nog tweemaal 150 gulden huur te betalen. Gedaagde Meesters beweert betaald te hebben, een maal persoonlijk aan Van der Put en eenmaal per aangetekende post. De uitspraak is op 18 oktober 1888. De rechter gelooft de landbouwer, ontzegt Neomagus zijn eis en veroordeelt hem in de kosten van het geding, zijnde 92 gulden.14
De functie van executeur-testamentair vervult Neomagus vaker, in ieder geval al in 1861 en 1863.15 In 1861 betreft het een ritmeester van de Koninklijke Militaire Academie, J.J.J. de Bois, in 1863 maakt hij als executeur-testamentair per advertentie bekend dat Lambertus de Beveren Esveldt is overleden. Neomagus woont dan in de Visscherstraat.

Reizen

Als administrateur-amanuensis maakt Bertus Neomagus regelmatig lange en vermoeiende reizen te voet en per rijtuig, vanaf 1871 ook per trein en per tram, door het Brabantse land. Hij doet dat in zijn beginperiode met de boekhouder-secretaris van Welstand, de Bredase dominee Vincent van Gogh (1789-1874). Bertus loopt dan letterlijk in de voetsporen van Van Gogh. Ze overnachten in plattelandsherbergen en logementen en bezoeken ’s avonds de plaatselijke predikant. Kleinzoon Vincent schildert in zijn Nuenense periode onder meer boeren en boerinnen die op boerderijen wonen van Welstand. Het is vrij aannemelijk dat Bertus Neomagus de jonge Vincent heeft ontmoet.

Aankoop onroerend goed

Mogelijk brengt een van zijn reizen Bertus in Vierlingsbeek. Op 30 september 1873 koopt hij daar bij een notariële veiling voor 1400 gulden aan niet nader omschreven onroerend goed en voor 650 gulden een perceel bouwland. Het is niet duidelijk wat daarvan de bedoeling is, maar een verband met Welstand ligt voor de hand. Die relatie is wel duidelijk bij een veiling van vastgoed in Cuijk. Het betreft, op 27 mei 1876, huis, schuur, erf, stal, tuin, bouwland en weiland in Beers voor 2050 gulden, overeenkomend met 46.965 gulden of 21.300 euro in 2016. De koper is E. Th. J. Ph. Neomagus, gemachtigde van Johannes Loke en Martinus Vorstman, bestuurders van Welstand.

Inspectieverslagen

De meeste inspectieverslagen zijn bewaard. Bertus beschrijft hun bevindingen uitgebreid op foliovellen. Van de bezochte ‘ondersteuningen’ vermeldt hij de gezinssamenstelling, de (bouwkundige) staat van de boerderij, de omvang van de veestapel en de landerijen, de mentaliteit van de boer, zijn kwaliteiten en alles wat van belang is om tot een goed oordeel te komen. Hij waagt zich ook aan opmerkingen over de aard en intelligentie van de Brabantse boer. Zo schrijft hij in 1862 dat de boer moeite heeft te begrijpen dat het fokken van mestkalveren en andere jonge beesten meer oplevert dan de akkerbouw. Na een bezoek aan dominee Begemann in Nuenen stelt Bertus vast dat die het planten van canada’s (een snelgroeiende populierensoort) langs de wegen bevordert met het oog op de verkoop van het hout.

Rondje Meijerij en Kempen

De zomerinspectie van 1862 voert Van Gogh en Neomagus tussen 18 en 23 juli naar Hilvarenbeek, Hoogeloon, Bladel, Eersel, Hapert, Zeelst, Eindhoven, Nuenen, Lieshout, Aarle, Veghel, Dinther, Schijndel en Sint-Michielsgestel. Kortom, een pittig rondje door de Meijerij en de Kempen. Er wordt flink wat afgelopen: Op zaterdag den 19de wandelden wij reeds vroeg in gezelschap van den heer notaris Meyer te Bladel naar de bekende hoeven aldaar. Elders is sprake van: reden naar Eersel, of, na het bezoek aan Aarle: via Beek en Donk, Gemert en Erp reden wij naar Veghel, kennelijk met een koets.

 

Dat het daadwerkelijk Van Gogh en Neomagus zijn die deze inspectietocht ondernemen, blijkt uit de zinsnede: ondergetekende, met de amanuensis op reis. Als secretaris ondertekent Van Gogh de inspectieverslagen die Neomagus opstelt. Na Van Goghs terugtreden, voert hij de inspecties uit met boekhouder-secretaris dominee C. Vorstman, van 1866 tot 1888 in die functie verbonden aan Welstand. Voor zover is na te gaan is Neomagus tot in 1890 zelf mee op pad geweest.16

Dominee Vincent Van Gogh

Dominee Van Gogh staat in Breda als hij in 1825 mede-boekhouder, in 1827 boekhouder, sinds 1851 tevens algemeen secretaris van Welstand wordt. Hij speelt een grote rol in de geschiedenis en ontwikkeling van de maatschappij. In 1866 dient Van Gogh wegens ligchaamszwakte en gezigtsverduistering een einde te maken aan zijn meer dan veertigjarige werkzaamheid.

 

De familie Van Gogh komt sinds het midden van de 17de eeuw voor in Den Haag. Daar is een eeuw later Johannes van Gogh godsdienstleraar en voorzanger in de Kloosterkerk. Diens enige zoon Vincent studeert in 1809 af in Leiden, wordt in 1811 predikant in Ochten, in 1816 in Benschop en in 1822 in Breda. Dominee Van Gogh is een bekend figuur in Breda, waar hij niet alleen boekhouder-secretaris van Welstand is. In 1828 wordt hij ook curator van de Latijnse School en predikant aan de Militaire Academie. Vanaf 1843 is hij ook nog predikant van het Burger Weeshuis. Hij treedt in 1853 om gezondheidsredenen terug als predikant, maar wordt toch 85 jaar oud. Hij sterft op 7 mei 1874 en Bertus Neomagus is zeker bij de uitvaartdienst en begrafenis aanwezig.

Twaalf kinderen

Dominee Vincent van Gogh krijgt twaalf kinderen, van wie een aantal een grote rol spelen in het leven van de schilderende kleinzoon Vincent. Bij voorbeeld diens oom Hein, die vanaf 1859 kunsthandelaar is en zijn Brusselse zaak in 1872 verkoopt aan de Parijse firma Goupil & Cie. Oom Hein neemt in 1873 Vincents broer Theo in de zaak. Oom Jan, een marineofficier, geeft Vincent in 1877 en 1878 in Amsterdam onderdak als die daar klassieke talen leert ter voorbereiding op zijn predikantsstudie. Oom Cent (Vincent) wordt ook kunsthandelaar, is vanaf 1858 compagnon bij Goupil in Parijs en heeft vanaf 1873 een galerie aan huis, Huize Mertersem, in Princenhage bij Breda. Oom Cent regelt dat de broers Vincent en Theo bij Goupil in Parijs kunnen gaan werken. Dan is er nog een oom Cor die vanaf 1849 een kunsthandel heeft in Amsterdam, door diens zoon Vincent in 1908 voortgezet.

Dominee Theodorus van Gogh

Theodorus (1822-1885), roepnaam Dorus, is het zevende kind van dominee Van Gogh en de enige die in de voetsporen treedt van zijn vader. Hij studeert theologie in Utrecht. Hij gaat in 1848 als waarnemer naar Middelburg en op 1 april 1849 bevestigt zijn vader hem als predikant in Zundert. Daar worden al zijn kinderen geboren. Na een doodgeboren kind Vincent op 30 maart 1852 komt precies een jaar later, op 30 maart 1853, Vincent Willem ter wereld, genoemd naar zijn beide grootvaders. Broer Theo is van 1857. Het gezin telt uiteindelijk zes kinderen. Dorus van Gogh staat na Zundert nog als predikant in Helvoirt (1871) en Etten (1875) alvorens hij op 12 augustus 1882 zijn intrede doet in Nuenen. In 1875 heeft hij een beroep naar Nuenen afgewezen. Nu neemt hij het beroep wel aan. Het aantal gemeenteleden (35) is gering en het traktement, 1100 gulden per jaar, in 2015  vergelijkbaar met 12.145 euro, niet beter, maar Nuenen ligt niet ver van het spoor en zoon Cor kan nu gemakkelijk naar de hbs in Helmond reizen.17

Niet opgewassen

Na Vincent van Gogh zit Bertus Neomagus van 1882 tot 1885 met diens zoon Theodorus (Dorus) aan tafel tijdens de maandelijkse vergaderingen van de PC. De algemene vergadering heeft hem op 22 juni 1882 als districtsbestuurder en lid van de PC benoemd. Het leven valt dominee Van Gogh zwaar. Hij is niet opgewassen tegen de moeilijkheden van het samenwonen met zijn geniale maar onderhandelbare zoon en weerloos tegen diens soms opbruisende heftigheid. Het werk voor Welstand is ongetwijfeld op den duur ook te zwaar voor hem geweest.

 

Op 26 maart 1885 van een verre inspectietocht over de hei thuiskomend, sterft hij op de drempel van zijn woning.18 Na vader Vincent draagt Bertus Neomagus nu ook zoon Dorus ten grave, zo mag worden aangenomen. Immers, Bertus kent ook deze Van Gogh al langer gezien de aanwezigheid van bezittingen van Welstand in de plaatsen waar hij als predikant staat. En, zoals gezegd, tijdens de reizen langs de boerderijen van Welstand is het de goede gewoonte ook bij de dominee langs te gaan.

Schilder Vincent van Gogh

Hervormd kerkje in Zundert met een beeld van schilder Vincent van Gogh, gemaakt door Zadkine.

Voor de volledigheid het leven van Vincent in kort bestek tot en met zijn vertrek uit Brabant: in 1864 gaat hij naar de kostschool in Zevenbergen,  in 1866 naar de hbs in Tilburg,  in 1869 naar kunsthandel Goupil in Den Haag, in 1873 naar Goupil in Londen,  in 1875 naar Goupil in Parijs, samen met broer Theo. Daar gaat het werk hem tegenstaan. Hij wil predikant worden. In 1876 werkt hij in Engeland als onderwijzer en hulpprediker, in 1877 korte tijd als boekhouder bij een kunsthandelaar in Dordrecht. Daarna studeert hij een half jaar Latijn en Grieks in Amsterdam. In augustus 1878 gaat hij via Brussel naar de Borinage, de mijnstreek in zuidelijk België. Daar is hij ziekenverzorger en hulpprediker. Hij begint er ook te tekenen. Via Brussel keert hij in 1881 terug naar het ouderlijk huis, dat dan in Etten staat. Hij werkt vervolgens in Den Haag en in Drenthe om in december 1883 thuis te komen in Nuenen, sinds 1882 de standplaats van zijn vader. Na de dood van zijn vader in maart 1885 gaat hij in november 1885 via Antwerpen naar Frankrijk om nooit meer in Brabant terug te keren.19

Notaris Neomagus

Julius Neomagus, notaris in Asten en een broer van Bertus, duikt in de jaren vijftig en zestig regelmatig op in de verslagen van de PC. Als protestants notabele houdt de notaris goed in de gaten of er boerderijen te koop zijn die passen in het beleid van Welstand. Hij doet daarover dan een voorstel aan de PC, dat over de aankoop beslist. Een willekeurig voorbeeld betreft in 1863 de aankoop van een hoeve te Gerwen met 4,5 ha grond voor 3535 gulden. Een bedrag dat in 2015 overeenkomt met ruim 37.350 euro.

Zilveren huwelijksfeest

Naatje Neomagus - van Pellecom

In een woelige periode viert het echtpaar Neomagus-van Pellecom op 21 april 1879 zijn zilveren huwelijksfeest. Van die datum dateert een originele maar helaas niet ondertekende tekst20, mogelijk voorgedragen door zoon Bertus:

 

Eens toen Jupijn niet slapen kon
En mopperend in zijn nachtjapon
Zijn kamer zat te aanschouwen
Terwijl hij peinsde en zich bedocht
Of hij niets nieuws verzinnen mocht
Toen vond hij uit….te trouwen!

En spoedig was zijn keus bepaald
God (onleesbaar) werd er bij gehaald
En de echtknoop werd geweven
Want Juno had in ’t huwlijk (wie
gevoelt dit niet?) meer sympathie
dan om alleen te leven.

En Neo dacht als God Jupijn:
” ’t Is beter om getrouwd te zijn
ten minste ik wil het hopen”
En ’t Bruidje, ’t meisje dat hij vroeg
Liet, daar ze wederminne droeg
Hem ook geen blauwtje loopen.

En hoe dat Huwlijk is geweest
Meldt ons dit zilver bruiloftsfeest
Dat thans hun echt mag sieren
Nog blinkt de liefde op hun gelaat
Waarachtig! ’t is of ze inderdaad
Hun groene bruiloft vieren.

Zoo zij ’t nóg vijfentwintig jaar
’t Zij met vergrijsd of zonder haar
op hun verliefde tronie!
Ja, wenschend zingen wij hen toe
Datze eenmaal, even blij te moe
Hun gouden bruiloft vieren!
Dat is wel een aardige wens, maar dan moet Naatje bijna 94 jaar worden! Die gouden bruiloft is er niet van gekomen.

Kritiek

Een woelige periode, want in 1878 ontstaat grote verontwaardiging over de gebrekkige bouw van een nieuwe hoeve voor Welstand in Dinther. Het bestuur neemt de klacht niet al te ernstig omdat de inlichtingen van Neomagus anders luiden. Later geeft hij toe van bouwtechnische zaken onvoldoende verstand te hebben. De algemene vergadering van 1879 besluit dat Neomagus zich alleen nog maar dient te belasten met werkzaamheden, verbonden aan zijn betrekking als amanuensis.

Vertrouwen

Dominee Petrus Dreesman, van oktober 1875 tot december 1881 predikant in Nuenen vóór Van Gogh, beschuldigt Neomagus in 1880 van geknoei en bedrieglijk handelen. Hij noemt hem een schurk of een ellendeling of een sukkel. Aanleiding zijn vele klachten bij een algemene inspectie van de bezittingen van Welstand. In de jaarvergadering van 1880 weigert Dreesman zijn beschuldigingen terug te nemen, waarna de vergadering met algemene stemmen haar vertrouwen uitspreekt in Neomagus.

Onschatbare diensten

Bertus Neomagus staat bij het bestuur goed aangeschreven. In zijn toespraak van 28 mei 1872 in Arnhem, bij gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van Welstand, noemt voorzitter prof. J. Prins, hoogleraar te Leiden, tal van verdienstelijke personen: En zouden wij hier onzen Neomagus vergeten die sedert 1860, onder den hoogst bescheiden titel van amanuensis, onschatbare diensten bewijst aan onze Maatschappij?

 

Prins is ook voorzitter tijdens de jaarvergadering van 23 juni 1886 in Arnhem. Hij memoreert uit het jaarverslag een legaat van twintigduizend gulden van mejonkvrouwe M.M. Snouck van Loosen te Enkhuizen en verder: Ons boekjaar heeft ons nog eene bijzonderheid opgeleverd. Op 1 februari jl was het 25 jaar geleden, dat de heer Neomagus te Breda zijne betrekking tot de Maatschappij had aanvaard. Op dien dag hebben de aldaar woonachtige leden der Permanente Commissie zich aan zijn huis vereenigd en hem, in naam van het Hoofdbestuur, bij de beste wenschen een bewijs aangeboden van waardering en achting.21

Stoomtramweg

In 1878 geeft de regering het groene licht voor de aanleg van stoomtramwegen. Op 6 november 1879 stellen Provinciale Staten van Noord-Brabant de voorwaarden op waaronder een concessie wordt verleend. Een van die voorwaarden is dat binnen vier maanden na de vergunningverlening een bedrag dient te zijn gedeponeerd in een garantiefonds.22 In heel Nederland vragen tientallen particulieren bij hun provinciaal bestuur een concessie aan. Zo ook Bertus Neomagus.23 Het is opmerkelijk dat De Vries geen gewag maakt van deze plannen van Neomagus. Hij is er bij zijn onderzoek vermoedelijk niet op gestuit. Ook de jaarverslagen van Welstand melden de aanvraag van de concessies niet. Dat duidt er op dat dit een initiatief van Neomagus is op persoonlijk titel. De ontginning van woeste gronden in de Kempen komt in die jaren op gang en een groot probleem is de aanvoer van mest. Het is niet duidelijk of hij de tram daarvoor wil gebruiken, of de dorpen waar Welstand boerderijen heeft wil ontsluiten en zo tot hogere welstand wil brengen, of dat hij financieel gewin op het oog heeft. Mogelijk alle drie. Speelt de positief verlopen jaarvergadering een rol? Hoe het ook zij, op 22 augustus 1880 schrijft Neomagus – hij noemt zich ‘particulier te Breda’ – een brief aan de Commissaris des Konings.

Groot voordeel

Uit de aanvraag voor de concessie voor de aanleg van een tramlijn door de Kempen, 1880.

Hij, de rekwestrant, heeft het voornemen aan te leggen en in exploitatie te brengen een stoomtramweg van Eindhoven naar Turnhout, lopende langs de dorpen Gestel, Blaartem, Veldhoven, Steensel, Eersel, Duisel, Hapert, Bladel, Reusel tot de Belgische grenzen. Verder over Arendonk naar Turnhout. De bekendheid van den rekwestrant met bovengenoemde plaatsen geven hem de verzekering, dat den aanleg van zoodanigen weg aan den handel, landbouw en industrie in die streken, waar het thans aan openbare middelen van vervoer geheel ontbreekt, groot voordeel zal aanbrengen. Vele fabrieken en bedrijven zijn er in genoemde gemeenten gevestigd, die in bloei zullen toenemen wanneer er geregelde en meer goedkoopen middelen van vervoer zullen zijn, en den handel tusschen Eindhoven en Turnhout, de uitgangspunten van den te leggen weg, zal er zeer mede gebaat zijn.

Concessie

Neomagus noemt verder de voordelen voor het postvervoer, immers tot hiertoe geschiedt zulks per voetboden dat uit den aard zeer langzaam gaat. Hij besluit zijn brief met het verzoek hem te willen verleenen concessie tot het leggen van spoorstaven in den provincialen grindweg. Korte tijd later staat in de regionale pers een bericht over de aangevraagde concessie.24

 

Bericht dat Gedeputeerde Staten een concessie hebben verleend aan Neomagus.

Neomagus krijgt de concessie op 28 oktober 1880, nadat hij allerhande technische tekeningen en financiële stukken heeft overlegd. Zo wordt de lijn 28.370 meter lang, is de spoorwijdte 1,067 meter en de maximumsnelheid in de kom van de dorpen 7,5 km. per uur. Maar hij voldoet niet aan de voorwaarde om een bedrag van 12.750 gulden (in 2015 ruim 137.000 euro) te storten in een garantiefonds. Vandaar dat GS de vergunning op 25 augustus 1881 vervallen verklaren.

 

Neomagus schrijft op 10 september 1881 dat hij afhankelijk is van de toestemming van het Belgische gouvernement waaraan hij een vergunning heeft gevraagd voor de lijn naar Turnhout. Op 15 september ‘vernieuwen’ GS het oorspronkelijke besluit. Neomagus voldoet daarna opnieuw niet aan de voorwaarde om een bedrag te storten in het garantiefonds, waarna GS op 3 maart 1882 definitief een streep halen door de concessie. Kort daarna verschijnt daarover een bericht in de Provinciale ‘s-Hertogenbossche Courant en in de Noord-Brabanter.

Nieuwe poging

Neomagus laat het er niet bij zitten en stuurt op 21 maart 1882 andermaal een brief, op gezegeld papier. Hij zegt nog steeds geen vergunning te hebben van de Belgen, waar de wet over de exploitatie van tramlijnen nog niet is aangenomen. Hij heeft met de borgsom gewacht omdat de lijn niet levensvatbaar is als ze niet wordt doorgetrokken tot Turnhout. GS zien echter geen aanleiding de vergunning opnieuw te vernieuwen. Het is de tweede vergeefse poging een tramlijn tot stand te brengen. In november 1880 heeft Bertus ook (vergeefs) een concessie gevraagd voor de aanleg en exploitatie van een stoomtram van Breda via Princenhage, Rijsbergen, Zundert, Hoogstraten naar Turnhout (Tilburgsche Courant van 25 november 1880). Zijn derde poging, om een stoomtramlijn aan te leggen van Tilburg over Hilvarenbeek, Diessen, Midde

Bericht van het intrekken van de concessie voor een tramlijn van Tilburg naar St.-Oedenrode, 1883.

lbeers, Oirschot en Best naar St.-Oedenrode, mislukt eveneens. GS verlenen Neomagus hiervoor een concessie op 19 mei 1882 en trekken die in augustus 1883 in. Bij herhaling werd aan den concessionaris uitstel verleend tot het voldoen aan de hem bij de gunning gestelde voorwaarden, zo staat in een openbare bekendmaking van 13 augustus 1883.25

Financiële plaatje

Het is de vraag wat de reden is voor het afketsen van de initiatieven. Wellicht geeft het financiële plaatje telkens de doorslag. Al bij hun vergunningverlening op 25 oktober 1880 zeggen GS ernstig te twijfelen aan een gunstig resultaat van de tramlijn die Neomagus wil aanleggen en exploiteren. Ze vinden dat het aantal reizigers te hoog is geschat en het tarief voor het goederenvervoer – 75 cent per uur per 1000 kilogram – te hoog.

 

Neomagus berekent de kosten voor de aanleg, het aanschaffen van locomotieven, wagons, loodsen en kantoorinventaris op 600.000 gulden. De ontvangsten van de reizigers – een rit Eindhoven-Eersel gaat 40 cent kosten – worden begroot op 41.573,50 gulden per jaar, de ontvangsten uit goederenvervoer op 65.791,25 gulden per jaar, die uit de postverzending op 2.000 gulden per jaar, en met de rente uit een reservefonds mee komt dat samen uit op 112.410,25 gulden per jaar. De uitgavenkant laat een bedrag van 30.000 gulden zien voor de aandeelhouders en 49.550 gulden voor de exploitatie: brandstof, bediening, onderhoud, afschrijving. Dat maakt samen 79.550 gulden, zodat de jaarlijkse ‘zuivere winst’ 32.861,25 gulden beloopt. Neomagus geeft in zijn begroting aan, dat 65 procent van de winst naar het personeel gaat en 35 procent naar de aandeelhouders, wat overeenkomt met een dividend van ruim 19 gulden per aandeel. Maar Neomagus ziet kennelijk geen kans aandeelhouders te vinden die de zes ton voor de aanleg op tafel willen leggen, in 2015 gelijk aan bijna 6,4 miljoen euro.

Proeven met mest

Bertus houdt zich ook bezig met kunstmest om de schrale grond in de Kempen vruchtbaarder te maken.

Zoals gezegd, de aanvoer van mest voor de ontginning van de woeste gronden in de Kempen vormt een probleem. Ruim voor Bertus met zijn plan voor een tramlijn komt, neemt hij in 1874 in de gemeente Bladel proeven met George Ville-mest en mineralenmest van Willemsdorp. Zo staat het in een verslag over 1875 van de directeuren van de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Nijverheid, ‘omtrent de ingekomen berigten over hulpmeststoffen’. Wat de proeven opleveren is niet bekend. George Ville (1824-1897) is een Frans landhuishoudkundige en natuurkundige die bekend is geworden om zijn onderzoek naar de opname van stikstof door planten. Willemsdorp is een dorpje tegenover Moerdijk aan het Hollands Diep. Mogelijk maakt men daar in die tijd mineralenmest, van dierlijke mest.

Overlijden Naatje

Misschien speelt het overlijden van zijn vrouw een rol bij het afketsen van de tramwegplannen van Neomagus. Naatje Neomagus-van Pellecom sterft namelijk op 5 juni 1883 te Breda, bijna 68 jaar oud. Ze woont dan in de Torenstraat, dicht bij de Grote Kerk. Een aanspreker en een winkelier doen op 6 juni aangifte van het overlijden.

Zeventien jaar later

Anderen proberen het na Neomagus, maar ook een in 1889 verleende concessie vervalt nadat de kosten te hoog blijken. In 1891 verlenen GS een concessie die het wél haalt. Ze wordt verleend aan een lid van Provinciale Staten en minister Lely heeft intussen rijkssubsidie in het vooruitzicht gesteld. Toch duurt het tot 30 juni 1897 – zeventien jaar na het initiatief van Neomagus – voor de openingsrit plaatsheeft van de stoomtram Eindhoven-Reusel. De Belgen hebben intussen sneller gewerkt. Vanaf 15 augustus 1894 kan men van Turnhout naar de grens bij Reusel trammen. De tramlijn Eindhoven-Reusel wordt op 15 mei 1935 opgeheven. De autobus wint het van de tram. Van een tramverbinding van Tilburg naar St.-Oedenrode is niets meer gekomen.26

Jubileum

In 1886 is Bertus Neomagus een kwart eeuw aan Welstand verbonden. Het hoofdbestuur besluit eenparig om hem oprechte dank en een stoffelijk bewijs van aller tevredenheid te schenken. Dat stoffelijk blijk is een bureau met stoel. Het bureau komt via kleindochter Jo van Steenis-Neomagus terecht op het ingenieursbureau van haar man, de stoel staat anno 2000 als fauteuiltje bij kleindochter Loes Neomagus in Den Haag.

Boekhouder

In 1887/1888 neemt Neomagus de functie van boekhouder en algemeen secretaris enige tijd waar en vanaf oktober 1888, na het overlijden van de boekhouder, dominee C. Vorstman met wie Neomagus ook tal van reizen maakt, blijft hij met de waarneming belast tot in 1892 een nieuwe boekhouder is benoemd.

Koninginnenbezoek

Dinsdag 25 september 1894 is voor Neomagus een hoogtijdag. Als president-kerkvoogd verwelkomt hij dan de net 14-jarige koningin Wilhelmina en koningin-moeder Emma. De kerkvoogden en de kerkenraad beleggen vooraf buitengewone vergaderingen ter voorbereiding van het bezoek. Afgesproken wordt dat de kleding bestaat uit een rok(kostuum) met oranje kokarde, witte das en witte handschoenen. In de notulen van de kerkvoogden lezen we: De voorzitter (Neomagus) heette de koninginnen in kernachtige bewoordingen welkom in het kerkgebouw waar zoovele herinneringen aan verbonden zijn voor het Vorstenhuis, en verklaarde zich bereid om mondige inlichtingen te geven, waar zij die verlangen. De organist speelt vaderlandse liederen terwijl het gezelschap het interieur met grafmonumenten bezichtigt. Onder den ommegang waren de koninginnen zeer spraakzaam en lieftallig en na vele zaken informeerden zij.
Secretaris Rees maakt er zich met het taalgebruik wat gemakkelijk vanaf. Hij schrijft in de notulen ook hardnekkig Neomagis. Niettemin worden de notulen steeds goedgekeurd en heeft Neomagus er geen behoefte aan zijn secretaris op zijn fout te wijzen. De auteur heeft in tal van archieven vergeefs gezocht naar een foto van het bezoek van de koninginnen.

Overlijden Bertus

In december 1894 is Neomagus wegens een ernstige ziekte afwezig op de vergaderingen van kerkenraad en kerkvoogdij. Niettemin wordt hij op 3 januari 1895 herkozen tot president-kerkvoogd. Hij is ook verhinderd op de november- en januarivergaderingen van de PC van Welstand.
Bertus overleeft zijn vrouw bijna twaalf jaar. Hij sterft in te late avond van zondag 10 februari 1895, bijna 70 jaar oud, na een langdurig en smartelijk lijden. De aangifte van het overlijden wordt op 12 februari gedaan door twee winkeliers. De rouwkaart en de advertentie zijn ondertekend door zoon Johan Neomagus, zijn vrouw Heiltje Neomagus-Stuart en zoon Bertus Neomagus, die dan nog niet is gehuwd. De advertentie verschijnt tweemaal in de op donderdag en zondag verschijnende Bredasche Courant. Dezelfde ondertekening staat onder de dankbetuiging die op 2 maart in de krant staat.27
Een exemplaar van de rouwkaart, met een postzegel van 1 cent, gaat ook naar Marinus de Jonge van Zwijnsbergen in Helvoirt. Deze jonker is bestuurslid van Welstand28 en zit jarenlang met Neomagus in de PC. Al in 1825 is diens vader bestuurder van Welstand. Er bestaat zodoende een hechte band tussen beide families. Ook schilder Vincent van Gogh correspondeert met de familie De Jonge van Zwijnsbergen.

Emotionele periode

In de periode na het overlijden van Bertus Neomagus op 10 februari staan er in verschillende Nederlandse kranten in totaal negen familieberichten. Het gaat niet alleen om overlijdensberichten van Bertus, ook om de geboorte-advertentie van Willem Cornelis (de latere veearts Cor) op 13 februari, kleinzoon van de overledene, en op 20 mei om de 25-jarige ‘echtvereeniging’ van Bertus’ zus Jo met dominee Johan Abbing in Jisp, met in alle gevallen een of meer dankbetuigingen voor de blijken van belangstelling. Het is zodoende voor de familie Neomagus een emotionele periode.

Herdenkingen

De kerkenraad komt op 12 februari in buitengewone vergadering bijeen om Neomagus te herdenken, die diaken-boekhouder wordt genoemd. De zoolang gevreesde slag is gevallen. Onze vriend Neomagus is na een langdurig en ook smartelijk lijden overleden, zo zegt de voorzitter van de kerkenraad. We lezen dat hij dertig jaar een trouw en ijverig diaken is geweest. De aanwezigen bespreken de deelname aan de kerkdienst en de lijkstoet, waarbij wordt vastgelegd dat de overledene heeft verlangd dat geene kransen op zijn lijkkist zullen gelegd worden en geen toespraken bij zijn graf zullen gehouden worden.

 

Op 7 maart wordt Neomagus herdacht in de vergadering van de kerkvoogdij, waarbij de waarnemend-voorzitter spreekt van eene zware slag, niet alleen voor de Kerk, maar voor de geheele maatschappij. Gemeld wordt dat een bezoek aan de familie is afgelegd en dat de laatste eer aan de overledene is bewezen.
Op 14 februari herdenkt voorzitter Chr. Tijdeman jr. van de Permanente Commissie van Welstand de overleden amanuensis. Hij roemt zijn trouw en ijver, noemt hem een getrouw vriend voor bestuur en ondersteunden, een man uit één stuk.
In de Bredasche Courant van donderdag 14 februari lezen we dat Neomagus die morgen op de begraafplaats Zuylen ter aarde is besteld, waarna een opsomming volgt van zijn functies en de toevoeging dat niet gesproken (is) op uitdrukkelijk verlangen van de overledene. Namens de diakenen en namens de regenten van het weeshuis is een krans op het graf gelegd.

Zuylen

In het eerste kwart van de 19de eeuw richten de gemeenten Breda en (dan nog) ’s Princenhage een nieuwe begraafplaats in op het landgoed Zuylen, waarvan de bebouwing in de Franse tijd is verwoest. De protestanten mogen niet meer in en om de Grote Kerk begraven worden en krijgen er een apart deel, Haagveld genaamd. Neomagus en zijn vrouw zijn daar begraven, maar hun graven niet meer aanwezig. Graven uit dezelfde periode, onder meer van leden van de familie Van Gogh, zijn er nog wel. De auteur bezoekt de begraafplaats op 9 november 2004, de dag dat in Amsterdam de filmer Theo van Gogh is gecremeerd. Tot de daar begraven Van Goghs behoren Vincent van Gogh (1789-1874), secretaris van Welstand, en zijn zoon Vincent van Gogh (1820-1888), broer van Theo (Dorus) van Gogh (1822-1885) uit Nuenen. De schilder Vincent (1853-1890) is begraven in Auvers-sur-Oise. Afdeling Haagveld is toegankelijk via de Haagweg, de oude verbindingsweg van Breda met (nu het stadsdeel) Princenhage. Ook in de administratie van Zuylen komt het graf van Bertus Neomagus niet meer voor.

Brief

Zoon Bertus ontvangt een op 8 maart 1895 gedateerde condoleancebrief uit Rio de Janeiro van een goede vriend of kennis, werkzaam bij de Sociétée Anonyme du Gaz de Rio de Janeiro. Jammer genoeg is de ondertekening onleesbaar. De vriend bevestigt de ontvangst van het overlijdensbericht: Zoeven ontving (ik) de treurige tijding, die ge mij den 10de februari zond. De post (per schip) heeft er dus bijna vier weken over gedaan.29

Almanak

Door een toevallige omstandigheid komt de auteur in 1986 via de hem bevriende archivaris Henk Buijks van het streekarchivariaat Maasland te Oss, in het bezit van een almanak/zakagenda van Dirk baron van Boetzelaer, getrouwd met Marie Neomagus. Het is Dirks agenda uit 1884, het jaar van diens sterven. De almanak is uitgegeven voor de leden van de Mij. van Landbouw en vermeldt E.Th.J.P. Neomagus als bestuurslid. Zo’n almanak is een geliefd kerstgeschenk. Het hoeft niet te verbazen wanneer Bertus de almanak eind 1883 cadeau heeft gedaan aan Dirk.

Bezoek

Dirk maakt in de agenda aantekeningen over bezoekers. Bertus Neomagus komt de oude baron en zijn vrouw Marie Neomagus regelmatig opzoeken, soms in gezelschap van zijn zoon Bertus (1858-1924), de latere postdirecteur, die bij zo’n gelegenheid witte handschoenen moet dragen,30 of van zijn zwager Johan Abbing (1835-1902), getrouwd met Bertus’ jongste zus Johanna (1831-1912). Abbing is van 1880 tot 1884 predikant in het nabije Zundert, waar hij een van de opvolgers is van dominee Theo van Gogh, vader van schilder Vincent, en komt natuurlijk wel eens met het rijtuig naar Breda. Op 24 april 1884 schrijft Dirk in zijn agenda dat hij zich lui, loom en traag voelt. Op 2 juni, tweede pinksterdag, krijgt hij bezoek van onder meer ‘Neomagus en Bertus’; dat zijn Bertus Neomagus sr. en jr. Dirk overlijdt op 10 juli 1884.

Neef

De bet-overgrootvaders van Bertus Neomagus en Marie van Boetzelaer-Neomagus zijn achterneven. Dus van een nauwe familierelatie is geen sprake. Niettemin geeft Bertus op een ‘neef’ van de overledene te zijn als hij op 11 juli 1884 op het gemeentehuis van Ginneken en Bavel aangifte doet van het overlijden van Dirk van Boetzelaer.31 Dat Bertus de aangifte doet zegt iets over de goede relatie met Dirk. De andere aangever is gemeentesecretaris Gerard Metsers.

  1. RAWB, bevolkingsregister Etten-Leur.↩

  2. SRE, BS Oirschot, huwelijken, akte 5 1854. Verder: BR Oirschot 1850-1860, fiche 187.↩

  3. Naatjes achterkleinzoon Gerrit Neomagus te Rotterdam-Overschie is in het bezit van papieren, tekeningen en foto’s van de familie Van Pellecom, waaronder een reisverslag van dominee Van Pellecom uit 1812.↩

  4. Deze titel is niet vermeld in de huwelijksakte.↩

  5. RAWB, akte 14 uit 1855 en akte 51 uit1858.↩

  6. BHIC, archief Welstand, ing. st. 1849 nr 12. Vincent van Gogh bewaart alle correspondentie zorgvuldig. Hij ontvangt jaarlijks wel tweehonderd brieven over Welstand-aangelegenheden.↩

  7. BHIC, archief Welstand, toeg.no. 212, inv.nr 7 (jaarvergaderingen), 18 (permanente commissie) en 27 (hoofdbestuur).↩

  8. 150 jaar Welstand, p. 219.↩

  9. GA Breda, bevolkingsregisters 1860 tot 1900. Bis staat voor beneden, de benedenwoning.↩

  10. GA Breda, BR 1870-1879, boek 15, blad 186, fiche 563; BR 1880-1889, boek 1, blad 40.↩

  11. GA Breda, archievan kerkenraad en kerkvoogdij, I-20 en 23,  III-8.↩

  12. FAJN, almanak van 1884. Zie hierna.↩

  13. RANB, Strafzaken AR Breda, index 116.01.02, inv.no. 116, rol 106, delict 03.↩

  14. RANB, Audientiebladen RA Breda, code 116.01.02, inv. nr. 841, vonnis 5607.↩

  15. CBG, familieadvertenties Neomagus tot 1970.↩

  16. BHIC,archief Welstand, toegangsno. 212, inv.nr 172 (inspectieverslagen 1856-1891), inv.nrs 17 t/m 20 (notulen PC), inv.nrs 27 t/m 29 (notulen hoofdbestuur), inv.nrs 6 t/m 10 (verslagen jaarvergaderingen).↩

  17. Het in 1866 geopende station Nuenen is in 1938 gesloten en in 1972 gesloopt. Het station ligt bij het gehucht Eeneind, ruim twee kilometer van het dorpscentrum. Het heet ook wel station Nuenen-Tongelre. Het vroegere dorp Tongelre, nu een wijk van Eindhoven, ligt ook ongeveer twee kilometer van het station. Bron: www.stationsweb.nl (2006).↩

  18. Gegevens en citaten van schoondochter J. van Gogh-Bronger in 1913 in Inleiding tot de verzamelde brieven van Vincent van Gogh. Zie ook voetnoot 113 in 150 jaar Welstand.↩

  19. De gegevens over de familie Van Gogh zijn mede ontleend aan Van Gogh in Brabant. De auteur heeft foto’s gemaakt van de grafstenen van dominee Vincent van Gogh (1789-1874) en diens zoon Vincent (1820-1888) – oom Cent voor de schilder Vincent – op de begraafplaats te Breda-Princenhage.↩

  20. FAJN, originele versie.↩

  21. BHIC, archief Welstand, jaarvergadering 1872, p. 11 en 1886, p. 8 en 9.↩

  22. Provinciaal blad 37.↩

  23. RANB, toegang 17, inventaris provinciaal archief, II Gedeputeerde Staten, hoofdstuk 12 verkeer en vervoer, nummers 11302 tot 11308 concessies 1879-1917 voor spoor- en tramwegen, bijlage 52, pagina 364, nummer 11302, Eindhoven-Reusel. Het dossier omvat een twintigtal (originele) brieven.↩

  24. CBG, advertenties Neomagus tot 1970. De auteur treft deze advertentie in april 2003 aan. Ze werpt een nieuw licht op de activiteiten van Bertus Neomagus, waarvan in de familie tot dan niets bekend is.↩

  25. Opmerkelijk dat het provinciaal archief over deze concessie geen dossier bevat.↩

  26. W.J.M. Leideritz, De tramwegen van Noord-Brabant, Leiden 1978. Leideritz noemt ook het initiatief van Neomagus.↩

  27. GA Breda, akte 1895 nummer 90, kopie in FAJN. CBG, familieadvertenties, kopie in FAJN.↩

  28. BHIC, dossier De Jonge van Zwijnsbergen, toegang 319, inv.nr. 179.↩

  29. FAJN, originele brief, met dank aan kleindochter Loes Neomagus.↩

  30. Zijn dochter Loes vertelt dit in 1984 aan de auteur.↩

  31. GA Breda, overlijdensakte 1884 nummer 60, kopie in FAJN.↩

About the Author

Social Share

    Categorieën

    • Inleidend deel
    • Eerste generaties
    • Delftse apothekers Neomagus
    • Nuenese predikant Neomagus
    • Protestantse Hollandse tak
    • De protestantse Brabantse tak
    • De katholieke Brabantse tak
    • Neomagus, geen familie

    Recente aanvullingen

    • XIII-23 Anna Josephina Martha Van Camp-Neomagus 8 november 2021
    • XIII-7 Hendrik Cornelis Neomagus 12 april 2021
    • Aanvullingen per 15 januari 2021 15 januari 2021
    Copyright © 2010 Neomagus.nl. Alle rechten voorbehouden.