V-5c Predikanten in een vijandige omgeving
De Meierijse predikanten bevinden zich vooral in de tweede helft van de 17de eeuw in een vijandige omgeving. Met name Bernardus Waterbeek (hij schrijft zelf Waterbeecq), zijn schoonzoon Johannes Neomagus en in het begin van de 18de eeuw diens schoonzoon Willem Peijpers ondervinden het aan den lijve. Van de vijandigheden in de richting van Bernardus Waterbeek is het meeste bekend. Zowel in zijn standplaatsen Bakel en Eersel als van daarbuiten wordt hij bedreigd. Onbekendheid met de plaatselijke situatie speelt hem daarbij parten.
Rekesten
Brandstichting
Wachtlopen
Uitschudding
Zakken met geld
Paepse stoutigheden
BHIC, Resoluties Raad van State 1648-1672, inv.nrs 190-216, toegangsno. 178. Ook: Archiefcollectie Henk Beijers.↩
Van Asseldonk, De Meierij ontrafeld, p. 120: Volgens resoluties van de Raad van State van 9 maart en 15 augustus 1701 zijn de regenten van de plaatsen in de Meierij verplicht om de predikanten van een ambtswoning te voorzien. De predikanten betalen daarvoor een door de overheid vastgestelde vergoeding van zestig gulden per jaar aan het dorp.↩
RANB, coll RA, inv.nr. 198, resolutie Raad van State 10 april 1656.↩
ARA, archief SG, inv.nr. 5052, rekest van 25 maart 1667.↩
De Rosdoek, nr 77, maart 1966, heemkundige studiekring De Acht Zaligheden, artikel over Bernardus Waterbeek. pag. 129-138. Dit artikel gaat gedetailleerd in op de lotgevallen van de dominee en zijn gezin, met name op de ‘grote uitschudding’ van 1669.↩
Ach Lieve Tijd, deel 1, bevat veel informatie over de relatie tussen katholieken en protestanten.↩
Mr. dr. W. de Vries, Maatschappij van Welstand en Protestantse Noord-Brabanders, in Brabantse Leeuw 1976, pag. 197 e.v.↩
Op reis, p. 46.↩