VII-23 Judith Jedida Tehinna Neomagus
Comments : Off
(1752-1797), domineesdochter,
kind van Johannes, VI-12
Judith Jedida Tehinna is de naam die dominee Johannes Neomagus op 23 april 1752 bij de doop in de kerk van Gerwen geeft aan zijn twaalfde kind. Het is in het doopboek moeilijk te lezen, want vader Johannes maakt met zijn ganzenveer twee inktvlekken op de namen van zijn dochter.1 In het begraafboek van Someren staat ze abusievelijk als Juditta Dieta Islinna.2 De roepnaam is Ditje.3
Voornamen
Judith is twee dagen voor de doop, op 21 april om 2 uur ’s morgens in Gerwen geboren. Vader Johannes is dan bijna 58 jaar, moeder Ida, zijn tweede vrouw, ruim 38 jaar. Judith is genoemd naar Judith Cloosterman, haar grootmoeder van moederszijde. Judith is de naam van een van de apocriefen uit het Nieuwe Testament. Apocriefen of deuterocanonieke boeken gaan over de geschiedenis van het volk van Israël vanaf de terugkeer uit Babylonië tot aan de tijd van Jezus. Antonio Vivaldi (1678-1741), een tijdgenoot van dominee Johannes Neomagus, noemt een van zijn oratoria Juditha, voor het eerst opgevoerd in 1716. Paul Witteman omschrijft dit werk in 2005 in zijn boek In hoger sferen als een compositie met bijna dertig serene aria’s, verrukkelijke koren en rijke orkestratie. Heeft Vivaldi Johannes geïnspireerd?
Het Nieuwe Testament kent, behalve de apocrief Judith, evangeliën, handelingen van de apostelen en brieven van de apostelen. De andere Bijbelse namen zijn ontleend aan het Oude Testament en komen niet in de familie voor. Jedida is te vinden in boek II Koningen hoofdstuk 24. Haar zoon Josia regeert dertig jaar over Jeruzalem. Tehinna komt voor in boek I Kronieken, hoofdstuk 4. Het Oude Testament kent vijf reeksen van boeken: de Wet, de Geschiedenis met onder meer II Koningen en I Kronieken, Wijsheid en Poëzie, Grote Profeten en Kleine Profeten.
Lang thuis
Judith wordt in juli 1769, samen met Christina, Benjamin en drie andere dorpsgenoten, lidmaat van de gereformeerde gemeente. In 1771 staat ze niet op de lijst van lidmaten die dominee Hanewinckel op woensdag 22 mei opstelt. Ze blijkt, met haar zus Johanna en haar broer Thomas, bij haar zus Elisabeth en haar gezin in Tilburg te wonen. Elisabeths man Jean Meissonnier sterft begin januari 1774. Judith komt in september 1774 terug naar huis. Als haar moeder Ida Neomagus-van de Werk in augustus 1783 sterft, woont ze nog steeds thuis.
Utrecht
Met attestatie van 8 februari 1785 gaat Judith naar Utrecht.4 Dat ze daar in 1786 woont blijkt uit de akte die notaris mr. Joan Frederik Goblus junior, binnen Utrecht residerende, op 30 december 1786 opmaakt. Daarin staat dat Judith Jedida Tehinna (de juiste tenaamstelling!) haar broer Thomas, ‘gezworen klerk ter secretarije der Vrijheid St. Oedenrode’ machtigt om haar zaken te regelen met betrekking tot haar aandeel (een zevende deel) in de oude pastorie in Gerwen, die van haar moeder is geweest. Het wordt de woning van haar schoonzus Odilia de Jong, kort tevoren weduwe geworden van Daniël Swaans, eerder weduwe van haar broer Godfried. In de akte komt ook ene Jacob des Tombe van de Hegge voor. Hij is de voogd van Judith. Een soortgelijke procuratie geeft broer Bastiaan een paar weken later ook aan Thomas.5
Someren
In 1794 woont Judith in het gezin van haar zeven jaar oudere zuster Christina, gehuwd met notaris Philip de Rooij, in Someren. De Rooij schrijft in brieven aan zijn zwagers Benjamin in Steenbergen en Bastiaan in Alphen of ze hem willen helpen bij het uit huis halen van de ‘geesteszieke’ Ditje.6 Dat gebeurt kennelijk niet. Benjamin sterft in datzelfde jaar, Bastiaan heeft al enkele andere zussen in huis. Philip de Rooij wordt op 28 augustus 1797 in Someren begraven,7 Ditje op 10 november van dat jaar.
RANB, DTB Nuenen 1752.↩
RANB, DTB Someren, boek 8/9.↩
CBG, dossier De Vries, concept-genealogie Neomagus, vel 20.↩
RANB, DTB Nuenen, lidmatenregister.↩
Biljouw, inv. nr 95.↩
Biljouw, inv.nrs. 46a en 46b.↩
RANB, DTB Someren, boek 8/9 volgens opgave van M. Kooistra-Kruyf uit Someren op 18 mei 1977 in een brief aan dr. W. de Vries (CBG, dossier De Vries).↩