VII-1 Johannes Petrus Neomagus
Comments : Off
(1705-1784), gasthuisapotheker,
zoon van Johannes, VI-1
Het eerste kind en de oudste zoon van dominee Johannes en Catharina Kuhlers krijgt ook de naam Johannes, eveneens aangetroffen als Petrus Johannes en als Johannes Petrus, roepnaam Jan. Deze roepnaam komt voor in de doopakte van zijn zoon Hendrik, 16 december 1742. Vermoedelijk ziet hij het levenslicht in 1705 in Kervenheim, de eerste standplaats van de dominee. In 1757 zijn alle kerkelijke boeken in Kervenheim verbrand, zodat daarvan via die weg geen bevestiging is te krijgen.1
Studie


Delft
Delft is voor mensen met een wetenschappelijke en artistieke belangstelling een stad die velen trekt. Antoni van Leeuwenhoek bijvoorbeeld ontwikkelt er als eerste een microscoop en is de eerste die bacteriën beschrijft. Hij is de vader van de cel- en microbiologie. Staatshoofden en wetenschappers bezoeken Delft. Van Leeuwenhoek is bevriend met Johannes Vermeer, een wereldberoemd schilder wiens executeur-testamentair hij is. Van Leeuwenhoek is tien jaar dood als Jan Neomagus zich in Delft vestigt, maar hij heeft zeker veel over hem gehoord.
Huwelijk
Op 29 april 1736 trouwt Jan3 met Geertruida de Vroom, geboren in Delft, gedoopt in de Oude Kerk te Delft op 5 april 1701, begraven in de Nieuwe Kerk te Delft op 3 april 1779, dochter van Hendrik de Vroom en Martyna van Kouwenhoven. De ondertrouw is op 14 april. Jan heeft al op 11 februari 1736 aangekondigd in mei te trouwen. Hij verzoekt de regenten op bepaalde voorwaarden in dienst van het gasthuis te mogen blijven. Zijn huwelijkse staat houdt namelijk in dat hij buiten het gasthuis moet gaan wonen.
Instructie
Daarom wordt de instructie waarop hij is aangenomen herzien. Aan deze uit 1674 daterende instructie worden zes regels toegevoegd met de volgende inhoud:
- Neomagus moet ’s zomers ’s morgens van acht tot twaalf en ’s middags van twee tot zes uur in de apotheek zijn, ’s winters van negen tot twaalf en van twee tot vijf.
- Hij mag in die tijden alleen afwezig zijn met speciale toestemming van een der regenten.
- Hij mag de sleutels van de apotheek niet onder zich houden.
- Hij mag buiten de apotheek geen medicijnen klaarmaken.
- Hij krijgt, ingaande 1 mei 1736, een extra beloning van honderd gulden per jaar omdat hij buitenshuis eet en wast.
- Verder blijft de instructie volledig van kracht.
Neomagus koopt een huis aan de oostzijde van de Koornmarkt, op ‘roepafstand’ van het gasthuis.
Kostgeld
Jan is aangesteld voor 250 gulden per jaar. Hij krijgt er vanaf 1736 honderd gulden per jaar bij. Niettemin vraagt hij herhaaldelijk om meer kostgeld. Hij krijgt op 24 februari 1737 een verhoging van honderd gulden en op 27 januari 1742 nog een van vijftig gulden. Totaal dus 500 gulden. Dat is in 2015 vergelijkbaar met ongeveer 5450 euro. De regenten leggen in 1742 vast dat de verhoging is toegestaan op voorwaarde dat de apotheker nooit opslag meer vraagt.
Aankopen
Op 22 november 1740, bij de openbare verkoop van de inventaris van de overleden apotheek Antoni Stork, koopt apotheker Neomagus voor 40 gulden en 5 stuivers aan grondstoffen, dat is omgerekend voor 377 euro (2015). Bij de aankopen van Jan Neomagus zit
- 20 once Mummia
- 2,25 pond Radix contrayervae
- 2,5 pond Gumm. ammoniac
- 2,5 pond Gumm. galbani
Verder koopt hij voor 37 gulden en 20 stuivers aan instrumenten, waaronder
- een disteleerketel met toebehoren
- een yser instrument met een koper bek
- een wrijfsteen met looper
- een vysel en stamper
- 3 groote steene retorte
- een blaasbalk
- een tobaxmes
- 7 urinalen en
- 2 serpenteyne kleyne vysels.
De totale opbrengst is 605 gulden en 18 stuivers (nu 5700 euro). De kopers zijn vijf apothekers, vier geneesheren, zeven chirurgijns en een drogist. Neomagus koopt dus een substantieel deel, voor meer dan tien procent van de opbrengst. De vraag is of Neomagus de spullen voor zichzelf of voor de gasthuisapotheek koopt.
Kinderen
Jan Neomagus en Geertrui de Vroom krijgen, behalve enige zeer jong gestorvenen, vier kinderen:4
- Jan Hendrik, gedoopt op 10 februari 1737, volgt VIII-1.
- Martijntje, gedoopt op 29 juni 1738, volgt VIII-2.
- Hendrik, op 16 december 1742 in de Gasthuiskerk gedoopt met als doopgetuige Martina van Couwenhoven, grootmoeder van moederszijde, als ak begraven in de Oude Kerk op 29 november 1743. De afkorting ak betekent ‘armkind’, een kind van wie het kistje bij de begrafenis op de arm wordt gedragen.
- Catharina of Catrina, gedoopt op 4 november 1745, volgt VIII-3.
Gasthuiskerk
Pieter, broer van Geertrui en getrouwd met Maria Hofman, laat een kind Martina dopen op 19 mei 1737, met als getuigen Johannes Neomagus en Martijntje van Couwenhoven. Er worden in de Gasthuiskerk heel weinig kinderen gedoopt. Daar kinderen laten dopen is een elitair gebeuren, kennelijk alleen weggelegd voor personeelsleden van het gasthuis. Behalve van Neomagus, De Vroom en een enkele andere families, zijn het de kinderen van dominee M. Engelberts zelf. Engelberts schrijft ze ook in. In 1737 gaat het om totaal twee dopen: Jan Hendrik Neomagus en nichtje Martina de Vroom, in 1738 ook om twee dopen, in 1739 is geen enkele doop geregistreerd, in 1740 één doop, in 1741 twee (tweeling) en in 1742 drie.
Leerlingen
Apotheker Neomagus heeft knechten, nu zeggen we leerlingen, ook in dienst van het gasthuis. De eerste is Philippus Fyck, die op 1 mei 1733 is aangesteld op een tractement van dertigh gulden in ’t eerste jaar, ende volgende jaaren veertigh guldens. Dertig gulden in 1733 is nu zo’n 350 euro. Fyck krijgt in 1736 een leerbrief en legt in mei 1741 met goed gevolg zijn proef af, waarna hem het apothekersdiploma wordt uitgereikt. Hij vestigt een apotheek aan de noordzijde van het Marktveld in Delft.
Op zeventienjarige leeftijd komt in 1748 Wilhelmus van den Ende in de leer bij Neomagus. Die verstrekt hem in 1752 een leerbrief. Van den Ende krijgt zijn apothekersdiploma in 1756, nadat zijn proef de eerste maal, in 1755, mislukt is. Er is een aantekening dat Neomagus in 1752 een onkostennota van 50 gulden indient voor het geven van instructie aan Van den Ende. Hij vestigt zich in 1756 als apotheker in Delft, waar hij in 1799 overlijdt.
Ruziënde dominee
Gasthuisapotheker Neomagus heeft een slechte verhouding met gasthuispredikant Engelberts. De predikant kan ook niet opschieten met de regenten. Apotheker Neomagus beschrijft enkele conflicten. Hij hoort de predikant tegen zijn vrouw tekeer gaan en beest en deugniet roepen. Vermoedelijk omdat de predikant de apothekersknecht naar de naast de tuin van de predikant gelegen kruidenzolder heeft zien gaan, wordt het stil. Neomagus schrijft dat dit is gebeurd in oktober 1754, maar dat het vaker is voorgevallen.
Niet aan huis
Apotheek Neomagus verzoekt de regenten op 18 september 1756 om een apotheek te mogen vestigen in zijn huis. Hij vraagt dit voor zijn zoon Jan Hendrik, die anderhalf jaar later zijn examen moet afleggen en op die manier onder toezicht van zijn vader kan werken. De regenten voldoen niet aan het verzoek. Ze vrezen in opspraak te komen, het is niet de gewoonte en er is geen ander voorbeeld van bekend, zo luiden de motieven.
Ontslag
In februari 1763 vraagt de apotheker een tweede knecht te mogen aannemen omdat het werk toeneemt en de apotheker zelf minder goed ziet: ter saake van ongemakken aan desselvs gesigt. Neomagus blijft zijn verzoek herhalen. Hij kan de apotheek niet meer naar behoren leiden. De regenten helpen hem niet, maar besluiten, zonder opgaaf van reden, hem per 1 juli 1673 te ontslaan. Wel krijgt hij voor zijn leeftijd en lange staat van dienst een jaarlijks ‘douceur’ van honderd gulden.
Desolaat
De opvolger van Neomagus als gasthuisapotheker, Renaut, treft de apotheek in 1763 in een zeer desolaten toestand aan. Bovendien is het – door de stads- en gasthuisdoktoren samengestelde – receptenboekje verdwenen. Neomagus heeft er een kopie van die hij pas terugstuurt na de dreiging dat hem zijn douceur wordt ontnomen. De regenten besluiten de apotheek, waarvan de goede naam door het beleid van Neomagus achteruit gegaan is, te laten visiteren. Er wordt een nieuw receptenboekje opgesteld en een defectenlijst zodat alles wat ontbreekt kan worden aangevuld omdat de apotheek in een vrij vervallen ende slegte toestand was bevonden.
Zoon
Het moet voor Neomagus een grote schok zijn als zijn zoon Jan Hendrik in 1770 op 33-jarige leeftijd overlijdt. Bij het ontslag van vader Jan in 1763 is zoon Jan al enkele jaren apotheker en beheert hij de apotheek in het ouderlijk huis aan de Koornmarkt die zijn vader daar niet heeft mogen vestigen. Vader Jan neemt de leiding weer op zich, ondanks zijn slechte gezichtsvermogen. In het kerkarchief van Ommeren (bij Lienden in de Betuwe) zit een diaconierekening uit 1770 met daarbij de aantekening ‘de heer Neomagus voor medicijnen’. Het is niet duidelijk of het hier om de eerste of tweede Delftse apotheker Neomagus gaat. Hoe het ook zij, apotheek Neomagus heeft klanten tot ver buiten Delft.
Positie

Het apothekersgilde werkt met het chirurgijnsgilde samen in de strijd tegen het onbevoegd uitoefenen van de geneeskunde. Bijvoorbeeld tegen de ‘doctoresse’ Magdalena de Nomij. Beide organisaties benoemen de chirurgijn Salomon Staal en de apotheker Johannes Neomagus om gesamentlyk te ageren tegen die voorn. quakzalveresse. Er is Magdalena een verbod opgelegd, maar zij trekt zich daar weinig van aan.
Overlijden
Geertrui de Vroom sterft in 1779 en wordt op 3 april van dat jaar begraven in de Nieuwe Kerk.5 De ongeveer 75-jarige apotheker hertrouwt op 29 oktober 1780 – ondertrouw op 14 oktober – met Johanna van der Smout, niet uit Delft afkomstig, die dan weduwe is van Theunis van Klaveren. 6
Nadat Jan Neomagus op 30 juni 1784 is overleden en op 6 juli in de Nieuwe Kerk is begraven,7 trouwt Johanna voor de derde keer, op 9 november 1788 – ondertrouw 26 oktober – met Jan de Breet, een weduwnaar uit Rotterdam die op zijn trouwdag 9 november 1788 met attestatie naar Delft gaat.8 De erfgenamen van Jan zijn z’n twee dochters Martijntje en Catharina en de vier kinderen van zijn overleden zoon Jan Hendrik.
Veiling
Johannes Neomagus, kleinzoon van de overledene, legt eind augustus, binnen twee maanden na het overlijden van zijn grootvader, de meestersproef af om de zaak als 23-jarige te kunnen overnemen. Op 2 september 1784 wordt het huis geveild, omschreven als een groot hecht, sterk en weldoortimmerd huis en erve, waarin de apothecars-affaire is gedaan en nog werd gecontinueerd, aan de oostzijde van de coornmarct met een vrije uitgang in de gasthuyssteeg. De kleinzoon koopt huis, voorraad en inventaris. Hij betaalt voor het huis 1700 gulden, voor de apothekersinventaris, die door twee collega-apothekers is getaxeerd, 700 gulden. Een bedrag van 2400 gulden is anno 2015 vergelijkbaar met 21.450 euro. Dat is relatief weinig geld. Veilingen brengen vaker weinig op. Mogelijk dat in dit geval er geen andere bieders zijn geweest. De vraag is ook waarom het huis is geveild. Misschien hebben de twee dochters hun erfdeel willen hebben! Uit deze en andere boedelbeschrijvingen van apothekers blijkt, dat het apothekersvak in de 18de eeuw over het algemeen een behoorlijke broodwinning oplevert.
CBG, dossier De Vries, brief Brühl 13-7-1977.↩
CBG, dossier De Vries, noot 87. Alb. Stud. noot 35, inschrijving in kolom 901.↩
GA Delft, DTB, trouwboek.↩
GA Delft, DTB, inv. 91a, doopboek resp. folio 16v, nogmaals 16v, 17 en 31v. Wat Hendriks overlijden betreft: DTB, begraafboek. Kopieën in FAJN.↩
GA Delft, DTB, begraafboek.↩
GA Delft, DTB, trouwboek.↩
GA Delft, DTB, inv. 51.↩
GA Rotterdam, DTB, digitale stamboom.↩