X-12c Douanier Neomagus
Comments : Off
Tal van leden van de familie Neomagus zijn in de 19de eeuw ambtenaar bij het ministerie van Financiën. Een aantal is ‘gewoon’ belastingambtenaar, een aantal douanier. Dat is een ambtenaar die belast is met het heffen van belastingen bij in- en uitvoer aan de grens en met grensbewaking. Het woord douane komt vermoedelijk van een Arabisch woord voor divan.
De douane komt voort uit de in 1586 ingestelde admiraliteitscolleges. De belastingen heten dan convooien en licenten. Convooien zijn oorspronkelijk geleidegelden, belastingen die scheepskapiteins betalen voor het begeleiden van schepen ter voorkoming van kaping. Licenten, verlofgelden, zijn betalingen voor bewezen diensten, bijvoorbeeld de toestemming om handel te drijven met de vijand.
Convooien en licenten
De ‘convooien en licenten’ worden tijdens en na de Franse tijd als onderdeel van een grote belastinghervorming vervangen door ‘inkomende en uitgaande regten’. Die termen vinden we terug bij Willem Neomagus (1757-1836). Wanneer rond 1800 met de komst van de vrijheid van godsdienst veel protestantse kosters en schoolmeesters, onder wie Willem Neomagus, een ander beroep moeten kiezen, wordt hij in Someren ontvanger der in- en uitgaande regten en accijnsen voorheen van de convoyen en de licenten. Toch wordt hij in 1807 nog aangeduid als commies-expediteur ter recherge der concoyen en licenten.
Douane
Napoleon lijft in 1810 het Koninkrijk Holland in bij Frankrijk. Hij richt dan een douanekorps op ter bewaking van de grenzen. Om Engeland economisch te treffen (Continentaal Stelsel) is het toezicht op de (sluik)handel met Engeland belangrijk. De Franse douaniers treden streng op, handel en nijverheid raken in een depressie. De haat van de bevolking uit zich, na de terugtrekking van de Fransen in 1813, in het in brand steken van de douanekantoortjes. De naam douane is voortaan taboe. Maar niet voor lang. De regelingen uit de tijd vóór 1795 blijken onpraktisch. Geleidelijk aan keren steeds meer regels uit het eens verguisde Franse douanestelsel terug. Vanaf 1819 werken er weer controleurs (douaniers) aan de grenzen om de in- en uitgaande goederen te controleren. Eventuele accijnzen dient men als grenspassant direct te voldoen, een manier van werken die tot 1945 in stand blijft.
Inkomen
De controleur aan de grens heeft als regel de rang van commies der tweede klasse. Hij heeft in het begin van de 19de eeuw een vast salaris van 800 gulden per jaar, in 2015 vergelijkbaar met 7165 euro. Hij verdient er een en ander bij met premies en leges. Zo krijgt hij premies voor het in beslag nemen van smokkelwaar: 20 cent per liter voor gedistilleerd, 20 cent per tien kilo voor zeep, 15 cent per tien kilo voor zout. Gebeurt het ‘s nachts, dat krijgt hij een hogere premie. Voor elke behandeling van een document betaalt de reiziger zegelgeld (leges), dat ook naar de ambtenaar gaat. Al deze extra’s gaan in een gezamenlijke pot en wordt volgens een bepaalde sleutel verdeeld.
Paspoort
Behalve de controle van de in- en uitgaande goederen, komt er de controle van de personen zelf, de grensbewaking. Wie de grens passeert dienst een paspoort te hebben. In de Romeinse tijd kent men het paspoort al als een vrijgeleide voor met name diplomaten. De Fransen voeren het moderne paspoort in 1792 in en andere landen nemen het over. Nederland doet dat in 1814, wanneer voor de grensbewaking de Koninklijke Marechaussee wordt opgericht. Op de kleinere grensposten doet de douane de grensbewaking en paspoortcontrole er bij. Het paspoort is aanvankelijk een vel papier, sinds 1918 een boekje. Per 1 juli 1960 is de personencontrole aan de Nederlands-Belgische grens afgeschaft en sinds 1995 ook aan de binnengrenzen van de Europese Unie.1
Douaniers Neomagus
Leden van de familie Neomagus die als douanier aan de grens hebben gestaan, zijn
- Antoon (1789-1856) in Neeritter.
- Willem (1826-1894) in Goirle, Venlo, Baarle-Nassau, Reusel, Huijbergen en Putte.
- Jan (1827-1887) in Neeritter, Ittervoort, Venlo, Gennep, Lobith en Rotterdam.
- Frits (1836-1910) in Bergeijk, Reusel, Nispen, Baarle-Nassau en Wernhout.
- Marius (1848-1922) in Maastricht en Winterswijk.
- Karel (1852-na 1897) in Eijsden.
- Victor (1872-1960) in Goirle, Terneuzen, Vlissingen en Rotterdam.
De meeste douaniers Neomagus hebben standplaatsen aan de in 1839 gevormde Belgische grens, waarvan de oorsprong teruggaat naar de bij de Vrede van Munster overeengekomen splitsing van de Nederlanden in een noordelijk deel (de republiek) en een zuidelijk deel (Spaans, later Oostenrijks). Jan en Victor zijn enige tijd douanebeambten te water (Lobith, Terneuzen, Vlissingen, Rotterdam). Genoemde douaniers hebben in andere plaatsen ook als belastingambtenaar (niet zijnde douanier) gediend.
JN
De meeste informatie is ontleend aan De grens gemarkeerd, FAJN.↩