XI-15c Het bidprentje van Adolphina Vermeiren
Comments : Off
Op 20 mei 1904 sterft Adolphina Vermeiren, de vrouw van Eugène Neomagus. Ze is pas 25 jaar. Het is in katholieke kring een goed gebruik een prentje te maken om aan te sporen te bidden voor de overledene en voor diens ziel. Vandaar de tekst die er vaak boven staat: Bid voor de ziel van zaliger …., en dan komt de naam. Hoe kom ik aan een bidprentje van Adophina Vermeiren? Is er iemand in de familie die dat heeft bewaard? Jawel! Clemence Neomagus – Denissen (1878-1961), een zus van Eugène bewaart het ruim een halve eeuw. Haar dochter Rosa Denissen – Ommeganck (1910-2007) bewaart het ook bijna een halve eeuw. En zo komt het via haar zoon Robert Ommeganck (1932-2002) bij diens zoon Gregory Ommeganck.
Doos met familiepapieren
In het voorjaar van 2009 bezoek ik Gregory en zijn moeder, Daisy Ommeganck-Pillot, in Rijkevorsel in de Antwerpse Kempen. Aanleiding voor mijn bezoek is te achterhalen hoe het Rosa is vergaan, een volle nicht van mijn vader. Ik heb dat deel van de familiegeschiedenis tot dan niet kunnen afronden. Rosa blijkt in 2007 te zijn overleden, 97 jaar oud, de laatste van mijn vaders generatie.
Gregory haalt een doos met familiepapieren tevoorschijn en kijkt of er nog iets bij zit in relatie tot de familie Neomagus. Dat levert twee verrassende vondsten op: de feestgids bij gelegenheid van de eerste mis van Frits Neomagus is 1929, waar Clemence en Rosa bij aanwezig zijn geweest, en….. het bidprentje van Adolphina Vermeiren uit 1904. Honderdenvijf jaar na haar overlijden krijg ik het onder ogen. Gregory bewaart het origineel zelf en stuurt mij per e-mail een scan.
Wat is er met Adolphina gebeurd? Ze is volgens het prentje ‘schielijk’ overleden, maar nog wel voorzien van de heilige sacramenten. Met andere woorden, ze is plotseling erg ziek geworden en binnen een paar dagen overleden. Ze was waarlijk goed, zachtaardig, en van hare teedere jeugd in de deugd opgevoed, zo lees ik.
Huwelijksvoorwaarden
Ronald Neomagus zoekt in het najaar van 2011 in het gemeentearchief van Antwerpen met succes naar gegevens over de familie Vermeiren. Eugène en Adolphina trouwen op 7 augustus 1900 in Antwerpen. Eugène, officieel Pollidoor Eugenius, is op 4 mei 1874 in de gemeente Roosendaal en Nispen geboren. Hij geeft op pasteibakker te zijn. Adolphina ziet het levenslicht op 4 juli 1878 in Antwerpen en is bij haar huwelijk zonder beroep. De echtgenoten verklaren op 25 juli huwelijksvoorwaarden te hebben aangegaan. De beide ouderparen zijn bij de huwelijkssluiting aanwezig: Frederik Neomagus, die een erg bibberige handtekening zet, en Julia Vosters, beiden net als de bruidegom wonend in Eeckeren, verder Jacobus Vermeiren en Elisabeth Amelia De Pooter uit Antwerpen. De vier getuigen zijn mijn grootvader de klerk Hippolytus Neomagus uit Oosterhout, broer van Eugène, pasteibakker Emile De Laet uit Antwerpen, oom van Eugène, en twee broers van de bruid: Henricus en Alphonse Vermeiren, beiden beenhouwer te Antwerpen. Het adres van het jonge paar is volgens de huwelijksakte Ossenmarkt 7 in Eeckeren.
Familie Vermeiren
Jacobus Vermeiren en Elisabeth De Pooter zijn op 1 augustus 1872 getrouwd en gaan in Borgerhout wonen aan de Oude Steenweg 42. Jacobus, op 8 april 1843 in Loenhout geboren, geeft dan op stoker te zijn, terwijl hij in 1878 bij de geboorte van dochter Adolphina koehouder blijkt te zijn, net als zijn vader. Jacobus’ ouders zijn Adrianus Vermeiren en Theresia Vermeiren, beiden bij het huwelijk aanwezig. Vermoedelijk heeft ze een andere geslachtsnaam, maar die staat niet in de trouwakte van Jacobus. Elisabeth De Pooter is op 12 mei 1845 in Berchem geboren. Haar ouders zijn Cornelius De Pooter en Maria Theresia Stijnen. Vader Cornelius is bij het huwelijk in 1872 overleden, moeder Maria, koewachtster van beroep, is aanwezig.
Koehouder
Een koehouder, zo heeft Ronald achterhaald, is een persoon – geen boer – die koeien houdt voor de productie van melk. De koeien worden vanaf het moment dat ze melk produceren in een stal gehouden en komen pas weer naar buiten (naar het slachthuis) als ze hun taak als melkkoe hebben vervuld. Boeren leveren het voer. Mensen gaan met een pot of kruik melk halen in de stal, net zoals ze naar de gemeentelijke pomp gaan om water te halen. Op die manier hoeven de stedelingen voor melk niet ‘naar den buiten’, naar het platteland. Koehouder is een typisch Antwerps beroep.
JN