XII-2 Willem Cornelis Neomagus
(1895-1945), veearts,
zoon van Johannes, X-4
Willem Cornelis Neomagus komt op 13 februari 1895 in Vianen ter wereld als tweede zoon en kind van kandidaat-notaris Johan Neomagus en zijn vrouw Heiltje Stuart. De familie Stuart woont in Vianen, waar Heiltjes vader steenfabrikant is. De eerste zoon, Engelbertus, is traditiegetrouw genoemd naar zijn grootvader van vaderszijde. Deze tweede zoon dient, in dezelfde traditie, genoemd te worden naar zijn grootvader van moederszijde, Gerrit Stuart. Dat gebeurt niet. Willem is geen Stuartnaam en in die tak ook geen specifieke Neomagusnaam. De naam Cornelis komt wel bij de Stuarts voor, maar niet in een directe relatie tot de jonggeborene. Overigens, de roepnaam van Willem Cornelis is Cor.
Wormerveer
Veeartsenijschool
Na de hbs gaat Cor in 1913 naar ‘s Rijks Veeartsenijschool in Utrecht. Naar verluid draagt de familie De Vor financieel bij om zijn studie mogelijk te maken. Willemien de Vor (1836-1893) is zijn grootmoeder van moederszijde. De Nieuwe Rotterdamsche Courant maakt op 5 juli 1914 melding van zijn geslaagde overgang van het eerste naar het tweede studiejaar. Op 20 juni 1915 meldt dezelfde krant dat Cor is geslaagd voor het natuurkundig examen van aanstaande veeartsen. Het Utrechts Nieuwsblad doet op 28 september 1916 kond van het feit dat W.C. Neomagus geslaagd is voor het vierde studiejaar. Het Utrechtse dagblad Het Centrum maakt op 12 februari 1918 bekend dat W.C. Neomagus is bevorderd tot veearts.
Reserve paardenarts
Als jong veearts is hij op het eind van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) als reserve paardenarts eerste klasse1 gedetacheerd in Weesp. Hij krijgt inkwartiering in de boerderij van Hendrik Cornelis Schoenmaker (1865-1945) en diens tweede vrouw Helena de Graaf (1878-1965). Zij hebben twee dochters. Een van hen is de negentienjarige Adriana Alida, roepnaam Jane, geboren in Weesp, gemeente Weespercarspel, op 15 oktober 1899.
IJsselstein en huwelijk
Na zijn dienstplicht begint Cor een praktijk in Loenen, maar daar werkt al een collega. In 1920 kan hij in IJsselstein bij Utrecht de praktijk overnemen van veearts Veenendaal, die docent wordt aan de veeartsenijschool in Utrecht. Cor gaat bij een slager in de kost en betaalt de hem voorgeschoten studiekosten terug. Daarna is de weg vrij om met zijn Jane te trouwen, hetgeen op 9 juni 1921 op het gemeentehuis in Weesp gebeurt.
Benoemingen en activiteiten
Eerder, bij Koninklijk Besluit van 9 juni 1920, wordt de jonge veearts met ingang van 16 juni benoemd tot plaatsvervanger van de districtsveearts te Utrecht, zo meldt de Nieuwe Rotterdamsche Courant op 15 juni 1920. In januari 1925 wijst de minister van Binnenlandse Zaken en Landbouw Cor Neomagus aan als plaatsvervanger van de inspecteur bij de veeartsenijkundige diensten van de districten noordelijk Zuid-Holland en westelijk Utrecht, zo staat in de NRC van 24 januari 1925. Het Algemeen Handelsblad van 1 februari 1928 meldt zijn benoeming tot reserve-paardenarts 1ste klasse bij het reserve-personeel der landmacht, geneeskundige dienst. Hij was tot dan reserve-paardenarts 2de klasse. In de vergadering van de Vereniging tot bevordering van het teken- en vakonderwijs te IJsselstein wordt W.C. Neomagus met algemene stemmen herkozen tot penningmeester.
Huizen
Het jonge paar gaat wonen aan de Kerkstraat in IJsselstein. Jane wordt er ingeschreven op haar trouwdag, 9 juni 1921, Cor op de 13de. Later laat Cor daar kort bij aan de Utrechtsestraat 13 zelf een huis bouwen, waarvoor hij de hulp inroep van architect Maarsse, een jeugdvriend uit Aalsmeer. Dochter Heiltje (1922-2007) herinnert zich bij de familie Maarsse te hebben gelogeerd. Hij ontwerpt een moderne woning, in de stijl van de ‘nieuwe zakelijkheid’, toch passend bij de oude bebouwing. Het nieuwe huis kost vierduizend gulden, in de jaren dertig een kapitaal. Nu (2015) is dat vergelijkbaar met ruim 38.000 euro.
Kinderen
Cor en Jane krijgen zes kinderen, allen geboren in IJsselstein:
1. Heiltje, geboren 30 maart 1922, genoemd naar haar grootmoeder van vaderskant, volgt XIII-3.
2. Heleen, geboren 8 mei 1924, genoemd naar haar grootmoeder van moederskant, volgt XIII-4.
3. Adriana Alida, geboren 4 februari 1926, genoemd naar haar moeder, volgt XIII-5.
4. Willem Cornelis, geboren 4 februari 1926, tweelingbroer, genoemd naar zijn vader, volgt XIII-6.
5. Hendrik Cornelis, geboren 30 juni 1930, volgt XIII-7.
6. Engelbertus Theodorus Johannes Philippus, geboren 14 november 1934, genoemd naar een broer van zijn vader, volgt XIII-8.
Uit de gezinskaart in het bevolkingsregister van IJsselstein blijkt, dat vader en de kinderen doopsgezind zijn, moeder is Nederlands hervormd.2 Zoon Gerrit heeft nooit gehoord van een doopsgezinde traditie. Hij veronderstelt dat het een manier is om aan te geven dat men ‘vrijzinnig’ ofwel buitenkerkelijk is.
Overlijden Jane
Moeder Jane is niet sterk, lichamelijk noch organisatorisch. Er is wel veel hulp in de huishouding, maar ze dient haar zes kinderen in feite alleen groot te brengen. Want vader Cor is dag en nacht als veearts aan het werk. Op het eind van de jaren dertig openbaart zich leukemie en op 14 maart 1939 sterft Jane in het Diaconessenziekenhuis in Utrecht. Ze wordt begraven in Hilversum, waar haar ouders zijn gaan wonen. Lambertus van Loon, arts te Utrecht, wordt toeziend voogd over de kinderen, die tussen 4 en 16 jaar jong zijn.
Tweede huwelijk
Als Cor – gemobiliseerd in Sassenheim – op bezoek gaat bij zijn jeugdvriend Wim Maarse in Aalsmeer, ontmoet hij daar de wijkverpleegkundige Gerda Vink. Cor maakt in een dagbladadvertentie van 14 december 1940 zijn ondertrouw met haar bekend, officieel met Gerritje Johanna Huberta Vink. Hij is dan 45, zij 39 jaar. Gerda is geboren op 23 februari 1901 in Amersfoort als dochter van Wouterus Menso Vink (geb. 12 maart 1864 in Dodewaard) en Johanna Martina Schoenmakers (geb. 12 oktober 1874 in Vught). Het huwelijk wordt op 14 januari 1941 burgerlijk én kerkelijk (gereformeerde kerk) in Aalsmeer gesloten. Zij krijgen een zoon, het zevende kind van Cor:
7. Gerrit Johannes Hubertus, op 26 september 1942 in Utrecht geboren, genoemd naar zijn moeder Gerritje. Volgt XIII-9.
Karakter
Oorlogsjaren
De kinderen, bij het tweede huwelijk van hun vader tussen zes (Bertus) en achttien (Heiltje) jaar jong, kunnen moeilijk wennen aan het feit dat hun vader binnen twee jaar hertrouwt. Sommigen accepteren hun tweede moeder nimmer. Ze heeft er moeite mee in een keer zes jonge kinderen onder haar hoede te hebben. De oorlogsjaren maken het er allemaal niet gemakkelijker op. De geboorte van broertje Gerrit in 1942 is een lichtpunt. Gerda Vink is ruim 41 jaar als haar enige kind ter wereld komt.
Overlijden Cor
In de zomer van 1945 sterft opa Hendrik Schoenmaker. Een nieuwe slag treft het gezin drie maanden later als vader Cor, 50 jaar oud, op 4 oktober 1945 thuis overlijdt aan de gevolgen van een buikvliesontsteking. Achteraf blijkt dat hij al enige tijd ziek moet zijn geweest, maar hij spreekt er nooit over. Een bekende treft hem een paar weken tevoren in de berm van de weg aan en vraagt of er iets is. Cor zegt dat hij even uitrust en van de natuur geniet….
Condoleance
Langs deze klare najaarsdag;
Het teekent duidelijk ons bestaan
En spreekt van sterven en… vergaan.
Dat ons doet peinsen… heel alleen…
Dat ons doet blikken in verschiet
Ons smarten brengt en stil verdriet…
Dat ons de wereld nooit vergoed;
Dat immer weder tot ons spreekt,
En zoveel liefs in stukken breekt…
Gelijk het ook geschreven staat;
Zoo ging opeens zo ongedacht
Ons aller Vriend in ‘s levens nacht…
Een naam die niet vergankelijk is.
Wij bouwen voort in dezen geest
Die ons een voorbeeld is geweest.
Nu uit, van uwen arbeidstijd.
In hope dat het loon u wacht;
Voor ‘t laatst: een vredig ‘ Goede Nacht’ .
Na het overlijden van hun vader zoeken enkele kinderen, met name Ada, Cees en Heleen, hun toevlucht bij hun grootouders in Hilversum. Vanwege de zwakke gezondheid van hun moeder, logeren ze er in de jaren dertig al vaak.
Kamers verhuren
Bank(overval)
Gerda Neomagus-Vink blijft dus aanvankelijk met het gezin aan de Utrechtsestraat 13 – in 1955 vernummerd naar 15 – in IJsselstein wonen. Als de kinderen het huis uit zijn, verhuurt ze de begane grond aan een bank. Het huis is tot 1997 een filiaal geweest van de Nederlandsche Middenstandsbank, later van de ING-bank. Ze gaat zelf boven wonen. Gerda is niet thuis wanneer er op donderdag 1 september 1966 een overval op de bank plaatsheeft. De daders vluchten in een Fiat 600 die aan de oever van de Lek is teruggevonden. Daar zijn ze overgestapt op een snelle boot. De buit bedraagt volgens de berichten 20.000 gulden, nu ongeveer 47.000 euro. Het is een spectaculaire overval waarbij schoten zijn gelost en een helikopter is ingezet. Zoon Gerrit studeert in Utrecht en ziet de beelden ’s avonds bij zijn hospita bij het nieuws.
Overlijden Gerda
CBG, Dossier De Vries.↩
Regionaal Archief Woerden, gezinskaarten IJsselstein 1910-1938, fiche 38.↩
Origineel van de uitnodiging in FAJN.↩
Een in 1920 opgerichte spaarbank, opgegaan in de Nederlandsche Middenstandsbank↩
Herinneringen van Gerrit↩
De auteur heeft veel gegevens voor dit hoofdstuk over Cor ontleend aan een gesprek met Heiltje in augustus 1996, en verder gebruik gemaakt van de persoonskaarten van de ouders uit het CBG, kopieën in FAJN.↩
In FAJN kopieën van de advertenties van de huwelijken van Cor in 1921 en 1941, het overlijden van Cor in 1945 en het overlijden van Gerda in 1977. ↩