XII-12a Neomagus, zo heet ik ook
Comments : Off
Vandaag, dinsdagmorgen 11 maart 2008, ga ik met mijn vrouw in ’s-Hertogenbosch naar BCC, een grote zaak in elektrische apparatuur. We zoeken een combinatie van magnetron, oven en grill, in de praktijk combimagnetron genoemd. Een aardige, lange, voorkomende, klantvriendelijke en klantgerichte jongeman licht ons voor, beantwoordt al onze vragen, deelt een compliment uit als ik vraag waarom er geen energielabel bij zit – ‘goede vraag van u ‘ – en denkt met ons mee. Als we een keuze hebben gemaakt, haalt hij een ingepakt apparaat met een steekwagentje op, opent de doos, gaat na of alles in orde is en of alle toebehoren er bij zitten.
Vraagt mijn naam
Voor het opstellen van de nota voert hij met de computer de gegevens in en vraagt naar mijn naam. ‘Neomagus’, zeg ik. ‘Zo heet ik ook’, zegt hij. Dan zie ik pas zijn naam op de badge op zijn bedrijfskleding. Ik kan mijn familielid niet direct thuisbrengen. ‘Uit Berlicum?’ vraag ik. Want daar woont een achterneef Neomagus die ik niet zo goed ken, al realiseer ik me tegelijkertijd dat die er anders uitziet. ‘Nee, uit Etten-Leur’, zegt hij, ‘ik ben Maurice’. Ik verwacht niet die hier aan te treffen.
Achterneef
Maurice is de zoon van mijn neef Rob en een kleinzoon van mijn oom André Neomagus. Ik weet van zijn bestaan en ik heb hem wellicht ontmoet, in september 1995, bij de viering van de 90ste verjaardag van mijn tante Jeanne Neomagus-De Jong in ’s-Hertogenbosch. Maar ik herken mijn nu 31-jarige achterneef nu niet. De ontmoeting en kennismaking zijn buitengewoon hartelijk. Collega’s van Maurice zijn er getuigen van. We wisselen adresgegevens uit en praten even bij. Ik zeg dat er ruim veertig mensen op de hele wereld zijn met de naam Neomagus, en dat twee van die veertig elkaar hier bij toeval treffen.
Toch korting
Normaal gesproken probeer ik bij een dergelijke aanschaf of ik nog korting kan krijgen. Nu denk ik daar niet aan. Ik reken af en let verder niet op het bedrag. ‘Ik heb er nog twintig euro afgedaan’, zegt Maurice, terwijl hij ons naar de auto begeleidt en de doos achterin tilt.
Telefoontje
Ik bel ’s middags naar zijn ouderlijk huis. Zijn moeder neemt op. Die is aangenaam verrast mij aan de telefoon te krijgen. Ze veronderstelt dat ik bel over de biografische schets die ik onlangs van André heb gemaakt. Maurice vertelt die morgen dat hij het verhaal ook gelezen heeft. Het is een mooi verhaal, zegt ze. Maar ik bel natuurlijk over de toevallige ontmoeting met Maurice. Daarvan heeft ze nog niet gehoord. Maurice praat er ongetwijfeld morgen over als hij bij zijn ouders thuis gaat eten.
JN