XI-17a Smokkelende douaniersdochters vrijgesproken
Comments : Off
Met deze bijdrage heb ik de prijsvraag over belastingontduiking gewonnen, die het Rijksarchief in Noord-Brabant in 1998 bij gelegenheid van zijn Genealogische Dag houdt. De Clemence in dit verhaal is een oudtante van mij. De prijs bestaat uit een bedrag van honderd gulden, de bronnengids ‘Van meters en schatters’ en het voorlezen van het verhaal op de Genealogische Dag. 1
Essen en Nispen
Op 25 mei 1873 ziet in de Belgische grensplaats Essen Victor Denissen het levenslicht. Zijn vader heeft een boerderij, een molen en een koetsiersbedrijf. Op 4 december 1879 komt in Nispen, aan de andere kant van de grens, Clementina Barbara Florentina Neomagus ter wereld, roepnaam Clemence. Haar vader Frederik (Frits) is er als commies verbonden aan de douane. Het tien kinderen tellende gezin Neomagus woont daarna nog in tal van andere plaatsen. Vanaf haar negentiende is Clemence winkeljuffrouw in Breda. De band met de grensstreek van haar geboorte is kennelijk sterk, want in 1907 trouwt ze met haar koetsier Victor en begint een nieuw leven in Essen.
Inzittenden
In de jaren 1914-1918 is België verwikkeld in de (eerste) wereldoorlog; er ontstaat een steeds groter tekort aan levensmiddelen. In het zuiden van Nederland is de staat van beleg afgekondigd, maar het land blijft buiten het oorlogsgeweld. Smokkelen is aan de orde van de dag. In de namiddag van 21 december 1916 gaan Clemence, haar zesjarig dochtertje Rosa(lie) en haar drie jaar jongere bij hen inwonende zus Leonie per rijtuig – hoe anders – terug naar Essen. Het is aannemelijk dat ze van Roosendaal komen, waar broer Eugène en zus Emerence wonen. In het rijtuig zit ook de 25-jarige Rosina van Gool, misschien de hulp in het koetsiersgezin.
Onnatuurlijk dik gekleed
De commandant van het detachement Nispen van de Koninklijke Marechaussee, de wachtmeester Justus Clausen, sommeert de koetsier het rijtuig zo’n 150 meter voor de grensovergang tot stilstand te brengen. Hij schrijft in het proces-verbaal over de inzittenden onder meer: …. en aangezien zij mij zeer onnatuurlijk dik gekleed voorkwamen, heb ik hen overgegeven aan de visiteuse die mij na de gedane visitatie de ten uitvoer verboden artikelen, die zij op de na te noemen vrouwspersonen had bevonden verborgen onder hare kleeding, overhandigde.
Koffie, zeep en kaarsen
De visiteuse is een huisvrouw uit Nispen, Sara de Vries, getrouwd met Otto de Graaf die commies en waarnemend-ontvanger is aan de grenspost. Clemence draagt bij zich: harde zeep (Sunlight), eetbaar plantenvet (Delfia) en kaarsen (Gouda), samen twee-en-een-halve kilo. Leonie is met zes kg zwaar beladen: behalve zeep, vet en kaarsen van dezelfde merken, draagt ze ook Karnemelkzeep en cacaopoeder op haar lichaam. De visiteuse ontdekt bij Rosina van Gool witte suiker, koffiebonen, groene erwten en groene zachte zeep, van elke een halve kilo. Dochtertje Rosa Denissen is ook in het complot betrokken en anderhalve kilo zwaarder van de kaarsen en koffiebonen.
Poging tot uitvoer
De aangehoudenen verklaren …. alle de artikelen die U op ons hebt bevonden uit te (willen) voeren naar België om ze aldaar in het huishouden te gebruiken. Door Uwe aanhouding en inbeslagname zijn wij in onze poging tot uitvoer verhinderd. Wij zijn niet in het bezit van enig geldig bewijs wettigende het vervoer of den uitvoer dier artikelen.
Vrijspraak
De zaak komt voor bij de rechtbank in Breda. De dames laten verstek gaan. Tegen Clemence wordt een straf geëist van drie gulden boete of zes dagen hechtenis. De zwaarbeladen Leonie hoort vijf gulden of tien dagen eisen, Rosina twee gulden of vier dagen. Op 22 oktober 1917 volgt de verrassende uitspraak: overwegende dat de Rechtbank niet uit wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft geput, dat de beklaagde zich aan het haar ten laste gelegde heeft schuldig gemaakt, zodat zij hiervan moet worden vrijgesproken, zo geldt voor alle drie.
Onenigheid?
Wellicht is er bij de rechtbank onenigheid geweest over de op te leggen straf. In de stukken is te zien dat aanvankelijk is gevonnist overeenkomstig de eisen, maar dat uiteindelijk de waarnemend griffier – gezien ook inkt en handschrift – een aantal doorhalingen heeft gepleegd en de vrijspraak heeft geformuleerd.
Het is jammer dat de rechtbank niet aangeeft waarom het wettig en overtuigend bewijs niet is geleverd, want de dames hebben samen toch zo’n elf kilo aan artikelen op hun lichamen gedragen waarvan de uitvoer op dat moment verboden is. Én ze hebben zich dicht bij de grens bevonden op terrein waarbinnen het vervoeren van de artikelen niet is toegestaan. Én de bestemming is volgens het proces-verbaal Essen in België. Met andere woorden: de poging tot uitvoer lijkt duidelijk.
Niet verleerd
Mijn (oud)tantes Clemence en Leonie zijn, respectievelijk in 1961 en in 1956 overleden. Met name Leonie bezoekt na de tweede wereldoorlog vaak mijn (groot)ouderlijk huis in Oosterhout en demonstreert dan dat ze het smokkelen niet is verleerd. Als tiener ken ik hun voorgeschiedenis niet. Daarom heb ik hen niet gevraagd er over te vertellen. Rosa (1910-2007) leeft nog heel lang, maar haar gezondheid (stokdoof) laat een gesprek niet toe, nog afgezien van de vraag of ze bewuste herinneringen heeft aan het voorval.
JN
RANB, strafzaken AR Breda, index 116.01.02, delict 56.2, inv.no. 558, jaar 1916, rolno. 7488.↩