XI-18a Vlak bij de grens moest ik mijn rok uitdoen
Op 18 maart 1918 heeft commies Otto de Graaf, waarnemend-ontvanger der invoerrechten, dienst aan de grenspost Nispen, als Emerence Neomagus aan komt fietsen om de grens over te steken naar het Belgische buurdorp Essen. Emerence woont, evenals haar broer Eugène, tijdelijk in Roosendaal en fietst vaker naar Essen, waar haar zusters Clemence en Leonie wonen. Ze komen oorspronkelijk alle vier uit Nispen, waar hun vader Frits Neomagus van 1872 tot 1887 als commies bij de douane werkt. Na zijn pensionering, in 1896, verhuist hij naar Ekeren bij Antwerpen, in welke regio de familie van zijn Belgische vrouw Juliana Vosters woont. Zodoende komen ook de meeste van hun tien kinderen in België terecht.
Brussel
Vluchteling
Visitatie
Zwaar beledigd
Emerence Néomagus (met é) schrijft op 20 maart in het Frans een brief aan de officier van justitie. Enkele vertaalde citaten: Ik veroorloof me uw edele te schrijven met een klacht over het grensbureau Nispen-Essen. Mijn zuster en ik zijn borduurster. Ik ging naar Essen om werk te zoeken; daar woont ook een gehuwde zus. Vlakbij de grens moest ik mijn rok uitdoen en die werd van me afgenomen. De rok was nog niet af, maar ik had geen andere voor op de fiets omdat die bij de kleermaker was. Men deed het voorkomen dat ik de rok had meegenomen om te frauderen. Ik kom al een jaar over de grens en nooit is mij het geringste afgenomen. Ik ben zeer beledigd over de manier waarop men tegenover mij is opgetreden, alsof men te doen had met een van de grootste bandieten. Ik herhaal dat ik de rok niet droeg om te frauderen. Ik heb teveel zelfrespect om mezelf hiermee een slechte naam te bezorgen. Ik moet allerlei smaad en spot verduren, terwijl ik me nooit met enige vorm van fraude heb ingelaten.
Bewijs
Boerenzoon
RANB, strafzaken AR Breda, index 116.01.02, delict 546, inv.no. 600, jaar 1918, rolno. 2122.↩