XII-9b Witte Paters
Comments : Off
Ik ben genoemd naar drie ooms die Witte Pater zijn: Jef (Jos) van Riel, Harrie van Riel, beiden broers van mijn moeder, en Frits Neomagus, broer van mijn vader. Ik heb levendige herinneringen aan hen. De Witte Paters zijn spreekwoordelijk kind aan huis. Alle reden om me te verdiepen in hun geschiedenis.
De Witte Paters of Patres Albi heten officieel Sociëteit voor de Afrikaanse Missies of Missionarissen van Afrika. De Nederlandse vestiging vindt haar oorsprong rond 1870 in de strijd van paus Pius IX voor het behoud van de Pauselijke Staat (Vaticaanstad). Hij roept vrijwilligers op om hem te helpen. Honderden Nederlanders gaan naar Italië. Ze dragen er de exotische kleding van de Noord-Afrikaanse troepen, de zouaven.
Oud-zouaven
Kardinaal Charles Lavigerie (1825-1892), bisschop van Algiers en in 1868 oprichter van de Witte Paters, schakelt oud-zouaven in om karavanen met missionarissen door de Sahara te begeleiden naar Timboektoe. Gidsen van de Toearegs, nomaden uit de Sahara, hebben namelijk eerder missionarissen onderweg vermoord. In 1878 vestigen zich de eerste Witte Paters in Tanganyika (nu Tanzania), Uganda en Jeruzalem. In 1880 melden negen Nederlandse oud-zouaven zich in Algiers bij de Witte Paters. Vier begeleiden en beschermen karavanen naar Centraal Afrika, de anderen willen broeder worden. Gerard Metz (1851 Roermond -1909 Kala, Tanzania) is op 9 april 1884 de eerste Nederlander die de eed aflegt als lid van de Missionarissen van Afrika.
St. Charles
In 1884 bezoekt kardinaal Lavigerie Nederland en in hetzelfde jaar maakt de Belgische pater Camille Vanderstraeten een propagandatocht door Nederland. Eind 1889 komen de eerste Franse Witte Paters aan in ’s-Hertogenbosch. Ze vestigen zich in Huize Gerra in Haaren bij Oisterwijk, gelegen op het terrein van het grootseminarie. Alphons van Rijckevorsel koopt voor hen een terrein tegenover zijn landgoed De Eikenhorst in het gehucht Hal, gemeente Esch, bij Boxtel en daar wordt in 1892 huize St. Charles gebouwd.1 Het huis krijgt de naam van Charles Lavigerie, die op zijn beurt is vernoemd naar de H. Carolus Barromeus.
Kleinseminarie
De sociëteit begint in 1926 in Sterksel een eigen kleinseminarie. Jongens die Witte Pater willen worden dienen tot die tijd eerst het kleinseminarie van het bisdom of een ander gymnasium te volgen, zoals Frits Neomagus doet in Uden.
Sterksel, een Brabants dorp op de grens van Limburg, herbergt tussen 1920 en 1998 drie congregaties. De Witte Paters hebben er van 1926 tot 1965 hun Pauluscollege, voorheen het in 1917 gebouwde en voor die tijd zeer moderne Grand Hotel van de N.V. De Heerlijkheid Sterksel. Deze vennootschap wil er onder meer een tuinstad tot stand brengen en gronden ontginnen, maar gaat in 1924 door het faillissement van de Hanzebank ten onder. De Witte Zusters (Zusters van O.L. Vrouw van Afrika) hebben in Sterksel van 1950 tot 1998 hun bejaardenhuis en de Broeders van de H. Joseph bewonen er van 1920 tot 1991 Huize Providentia. Op 18 mei 2003 onthult mgr. A. Hurkmans, bisschop van ’s-Hertogenbosch, in Sterksel een monument dat aan de drie congregaties in Sterksel herinnert.2
Grootseminarie
De hogere studies die in St. Charles beginnen en in Algiers en Tunis worden voortgezet, zijn vergelijkbaar met de studies op een grootseminarie. Dat zij in Noord-Afrika gevestigd zijn, heeft alles te maken met hun oprichter, de Franse kardinaal Lavigerie, bisschop van Algiers. De leden dragen zoals de Algerijnen een witte toog (gandurah), een witte mantel met capuchon (burnoes) en een rode fez op het hoofd. Ze heten al snel Witte Paters.
Van 1937 tot 1958 hebben de Witte Paters hun grootseminarie in ‘s-Heerenberg. De studenten hoeven dan niet meer naar Noord-Afrika. Het gebouw, aanvankelijk het noviciaat van Duitse Jezuïeten, is van 1958 tot 1974 een seminarie van de Salesianen van Don Bosco, daarna tot 1999 creativiteitscentrum De Gouden Handen en na een periode van leegstand, een woon- en zorgcentrum.
In 1965/1967 worden ook St. Charles en Sterksel als opleidingen gesloten. St. Charles is daarna een klooster-bejaardenoord. De paters verhuizen in 1986 naar een leegekomen klooster in Heijthuijsen in noordelijk Limburg omdat het gebouw bij Boxtel in verband met de verbreding van de rijksweg het veld moet ruimen.
Echte missionaris
In de eerste helft van de 20ste eeuw zijn de missiegebieden in het Nabije, Midden- en Verre Oosten niet zo in tel. De missie in Afrika wel. Daar boekt men grote successen. Een man in een lang wit kleed, met een rode fez op het hoofd, is het toonbeeld van de echte missionaris. Zijn verschijning spreekt iedere katholiek aan. Een bruine pij of een zwarte toog maakt minder indruk. De Witte Paters trekken ook een ander soort studenten aan, meer uit de hogere burgerkringen. Na de pionierstijd komen de Witte Paters ook uit de middenstand en de agrarische sector.3 Frits Neomagus is om gezondheidsredenen nooit als missionaris in Afrika werkzaam geweest. De beide broers Van Riel wel.
Nederland
Tegen het einde van de pionierstijd, 1915, telt Nederland 24 missie(studie)huizen van missieorden en -congregaties. In 1927 zijn het er 70, de een nog groter dan de ander. Die huizen zitten in de jaren dertig tot en met vijftig vol. In 1968 worden de meeste seminaries opgeheven.
De sinds 1943 bestaande Nederlandse provincie van de Witte Paters is sinds 1 juli 2008 de Nederlandse sector van de Europese provincie. Op die datum zijn er 128 Nederlanders lid van de sociëteit, van wie 44 buiten Nederland werkzaam zijn. Eén lid is jonger dan 50 jaar. Wereldwijd zijn er ongeveer 2900 leden, paters en broeders.4
JN