XII-20 Maria Anna Clementina Eriksson/Paddock – Neomagus
(1912 – 1989), vrouw van een ambtenaar-verzetsstrijder,
dochter van Victor, XI-14
Het gezin Neomagus-Baudoin gaat op 1 september 1911 van Oudenbosch naar Terneuzen, dan nog Ter Neuzen, waar twee weken later zoon Pol ter wereld komt. Dertien maanden daarna, op 19 oktober 1912, volgt dochter Marie, voluit Maria Anna Clementina. Ze heet ook wel Miet en Mimi. Voor vader Victor, ambtenaar bij het ministerie van Financiën, is Terneuzen een van de vele standplaatsen.
Oogappel
Marie heet naar haar in 1911 op zesjarige leeftijd overleden zusje, naar haar moeder Anna Baudoin en naar haar tante Clemence Neomagus uit Essen, gehuwd met molenaar Victor Denissen. Marie neemt als het ware de plaats in van haar overleden zusje. Ze is, na het droeve sterfgeval, de jongste van twee meisjes, lang ook de jongste van alle kinderen en erg verwend. Ze is de oogappel van haar oudste broer Frits. Als hij later als zeekapitein met verlof thuis is, trekken Frits en Marie veel samen op.
Internaat
Georges Eriksson
Berchem
Marie trouwt op 28 juli 1934 in Mortsel met Georges, in Antwerpen geboren op 23 september 1909 als Georges Laurent, zoon van Olaüs Augustus Eriksson, technisch bestuurder en Carolina Janssens. Uit zijn briefhoofd uit 1945 kan worden opgemaakt dat hij eigenaar is van Technisch Bureel Silverik, met als toevoegingen: onderzoek van stoomketels, heftoestellen, zwiertoestellen met centrifugale kracht, elektrische hoogspanningsinstallaties, opmaken van planbestekken, schattingen, technische raadgevingen, raadgevend ingenieurs. Het bureau is gevestigd aan de Van Straelenstraat 56 in Antwerpen. Dat adres gebruikt August Eriksson ook in zijn ondertekening. Met andere woorden, het is ook zijn woonadres. Uit een stuk uit 1954 blijkt dat het echtpaar Eriksson aan de Grote Steenweg 341 in Berchem woont. Olaüs is in Antwerpen geboren op 5 februari 1887 en sinds 1 februari 1960 weduwnaar. Zijn ouders zijn Lars Eriksson en Amelia Catharina Ver… (onleesbaar). Carolina Janssens is in Antwerpen geboren op 1 april 1888. Haar moeder, Maria Cornelia Amelia Janssens is dan ongehuwd. Georges heeft een zus Amelia Maria.
Georges woont sinds juni 1932 aan de Stanislas Leclefstraat 22 in Berchem. Marie woont vanaf hun huwelijk op hetzelfde adres. Later komen haar ouders en jongste broer Cor bij hen wonen. Cor woont er nog in de jaren negentig!
Luxe leven
Georges en Marie leiden een luxe leven, met operabezoek en ontmoetingen in het theater met koning Leopold en koningin Astrid. De geliefde koningin Astrid komt in 1933 om het leven bij een auto-ongeval, waarbij Leopold achter het stuur zit. Het is de stellige overtuiging van Marie dat Leopold op die manier Astrid heeft vermoord. Ze hebben een dienstbode Anna, maar ‘helaas geen kinderen’. Marie zegt een miskraam te hebben gehad. Ze spreekt vaak Frans, zoals in betere kringen in Vlaanderen de gewoonte is, draagt haute couture en is mannequin bij modeshows van de zussen van haar grootmoeder Julia Vosters, die een modezaak hebben in de buurt van de kathedraal van Antwerpen. Marie in 1986: ‘Ik droeg er geen foundation onder. Naakt was voor George en mij heel gewoon.’
Oosterhout
Oorlogstijd
Marie beleeft een dramatische oorlogstijd. De Duitse bezetter (Sicherheitsdienst) pakt haar man op 9 januari 1942 op wegens – zoals in de familie wordt gezegd – communistische sympathieën en bescherming van joodse onderduikers. Ze ziet hem niet terug. In dit verband is opmerkelijk dat vader Victor in oktober 1936 in een brief over uiteenlopende familieaangelegenheden schrijft: Zoo als ik vernomen heb komen die z.g. vrienden bij George niet meer in huis. Mogelijk is hij dan al actief als communist.
Solidariteit
Georges is lid van het illegale Comité van Solidariteit, zo blijkt uit het politieverhoor van Vital Nahon, bij wie thuis, in de Volhardingstraat 53 in Antwerpen, vergaderingen van Solidariteit plaatshebben. Het verhoor is op 4 mei 1949 op verzoek van de Aanvaardingscommissie voor Politieke Gevangenen. Die dient vast te stellen of de gevangene uit het goede hout is gesneden en of nabestaanden recht hebben op een uitkering. Van het verhoor wordt een verslag gemaakt. Het verslag en tal van andere documenten zitten in het dossier nummer PG 7636, anno 2012 te vinden bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, Directie Generaal Oorlogsslachtoffers, dienst Archief en Documentatie, in het Rijksarchief te Brussel. Met dank aan Ronald Neomagus die het hele dossier heeft gekopieerd.
Patriottische activiteit
Solidariteit verleent hulp, onderdak, steun in geld en natura aan personen die ‘voor hun patriottische activiteit’ vervolgd worden door de Duitse politie. Nahon zegt ook meermaals bij Eriksson thuis te zijn geweest. ‘Ik heb kunnen vaststellen dat hij steeds bereid was om onbaatzuchtig en met vele opofferingen de vervolgde patriotten en hunne naastbestaanden zonder onderscheid te hulp te komen.’ Nahon geeft Eriksson vlugschriften en bladen van weerstanders die hij – Eriksson – onder de verantwoordelijken van Solidariteit verspreidt voor wijken en bedrijven. Na de aanhouding van Eiksson neemt Nahon diens plaats in het Comité van Solidariteit in.
Breendonk
Nahon verklaart verder dat hij Eriksson soms nog gezien heeft bij het luchten, de wandelingen van de gevangenen in de gevangenis aan de Begijnenstraat in Antwerpen. Nahon wordt via Breendonk naar Mauthausen vervoerd, waar hij Eriksson terugziet in een transport van nieuw aangekomen Belgen. Zij worden direct naar het bijkamp Gusen overgebracht waar Eriksson volgens berichten die Nahon hebben bereikt, na zeer korte tijd als gevolg van volledige uitputting is omgekomen. Breendonk is een fort bij Willebroek ten zuiden van Antwerpen waar in de oorlog politieke gevangen worden opgesloten alvorens zij naar concentratiekampen worden vervoerd.
Onafhankelijkheidsfront
Gevangenis
Na zijn aanhouding vertoeft Georges Eriksson zeven maanden in de (nog steeds bestaande) gevangenis in de Begijnenstraat te Antwerpen. Volgens een document van het Roode Kruis van België van 19 oktober 1944 heeft een vrijgelaten gevangene van het Kamp van Beverloo (bij Leopoldsburg in de Kempen) gezegd dat Georges ook daar geïnterneerd is geweest. Dat is in die tijd een soort ziekenhuiskamp. Het is zeer wel mogelijk dat Georges daar verblijft alvorens hij via Breendonk, een doorgangskamp, naar Mauthausen gaat.
Concentratiekamp
Over de datum van de aanhouding bestaan meerdere versies. Het Onafhankelijkheidsfront spreekt van januari 1942, hetgeen overeenkomst met de herinnering van getuige Nahon. De adjunct-politiecommissaris van Berchem noemt (in 1949) 9 januari 1942 als datum. Vader August Eriksson noemt zowel 18 januari als 18 augustus, het Roode Kruis 28 augustus. Januari zal de juiste periode zijn. Immers, Georges kan anders geen zeven maanden in de gevangenis van Antwerpen hebben gezeten gezien zijn aankomst op 28 november 1942 in Gusen, een nevenkamp van concentratiekamp Mauthausen. Hij moet er medische experimenten ondergaan.
Overlijden
Georges sterft volgens een opgave van de archiefdienst van het kamp Mauthausen vóór 23 januari 1944. Het Belgisch Commissariaat voor Repatriëring laat het gemeentebestuur van Berchem op 1 september 1945 weten, dat Georges op 16 maart 1943 in Mauthausen is overleden onder vermelding van zijn laatste adres: Anna Beijnsstraat 21 in Berchem. Die datum ontleent het commissariaat aan het Sterbebuch (overlijdensregister) van het kamp Mauthausen. De Todfallsaufname van 17 maart is nog preciezer: Georges overlijdt op 16 maart 1943 tegen 23.10 uur. Een document van het ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin vermeldt ook nog de verassing op 19 maart en de doodsoorzaak: een virulente (heftige) inwendige ontsteking. De gemeente Berchem maakt een overlijdensakte op met als overlijdensdatum ‘in de loop der maand April 1943’
Mauthausen
De nationaal-socialistische regering van Duitsland sticht het Konzentrationslager Mauthausen aan de Donau in Oostenrijk in augustus 1938, vijf maanden na de Ansluss van Oostenrijk. Het kamp is primair bedoeld voor tegenstanders van het regime, daarnaast voor werk in de nabijgelegen granietgroeven. Mauthausen en de nevenkampen Gusen en Schloss Hartheim zijn ‘bijzonder’. Ze herbergen gevangenen uit heel Europa die om politieke, religieuze, homosexuele en rascistische gronden zijn opgepakt, en geallieerde krijgsgevangenen. De manieren waarop de gevangenen om het leven komen zijn ook ‘bijzonder’: ze worden doodgeslagen, opgehangen, doodgeschoten, bevroren, vergast of krijgen een dodelijke injectie. Van de ruim 200.000 gevangenen komt ruim de helft om het leven.2
De archiefdienst van de KZ-Gedenkstätte Mauthausen weet te melden dat gevangene 14505 Georg Eriksson, zoals hij in Mauthausen is ingeschreven, als politiek gevangene in afzonderlijke bewaring zit. Een noodzakelijk geachte maatregel voor personen van wie wordt verondersteld dat ze een bedreiging vormen voor de veiligheid van de mensen en het land.3
Bad Arolsen
In Bad Arolsen in Duitsland – toevallig ook de plaats waar koning Willem III in 1879 zijn tweede vrouw Emma van Waldeck-Pyrmont (1858-1934) trouwt – zijn de Duitse oorlogsarchieven ondergebracht. Het Algemeen Rijksarchief in Brussel beschikt over digitale kopieën. Van Georg Erikson (zijn naam is verkeerd gespeld) zit er een Sterbeurkunde in met de vermelding dat hij op 16 maart 1943 om 23.10 uur in Gusen is gestorven met als doodsoorzaak ‘Eitrige Dickdarmenentzündung’. Volgens het Freigabescheine des Krematoriums Gusen is het stoffelijk overschot op 19 maart als nummer 20.698 gecremeerd. Hij is die dag een van vijftien gecremeerden.
Onzekerheid
In België is lange tijd niet bekend wat er met Georges Eriksson is gebeurd. Zijn moeder vraagt er naar bij het Roode Kruis van België. Dat kan op 19 oktober 1944 alleen melden dat hij is weggevoerd naar Duitsland, ‘verder geen nieuws’. Op 16 mei 1945 vraagt zijn vader aan de Opsporingsdienst voor Politieke Gevangenen ‘ons wel te willen mededelen wat er van mijn jongen geworden is’. Marie schrijft op 5 juli 1945 als mevrouw Eriksonn-Neomagus (in plaats van Eriksson!) aan de Dienst voor Repatriëring van teruggekeerde politieke gevangenen vernomen te hebben dat haar man in april 1943 is overleden, maar dat ze daar graag een bevestiging van wil hebben omdat ze naar familie in het buitenland wil vertrekken. Ze zegt niet dat ze wil hertrouwen, en daarvoor is een overlijdensakte van Georges nodig.
Bill Paddock
Victor en Anna, de ouders van Marie, ontsnappen bij een bombardement op de Leclefstraat aan de dood en verhuizen naar de Antwerpsesteenweg 138 in Vosselaar bij Turnhout. In het najaar van 1944, na de bevrijding van België, ontmoet Marie (32) bij hen de Engelse bevrijder William (Bill) Paddock (29), die verliefd op haar raakt. Ze ontmoet hem later onder meer nog in Nijmegen, laat zich per 8 augustus 1945 overschrijven van Berchem naar Vosselaar en trouwt met hem op 20 oktober 1945 in Vosselaar. Hij is als Norman William Paddock op 2 februari 1917 volgens de huwelijksakte geboren in Tuinstad Sealand (bij Chester) als zoon van Thomas James Paddock en Edith Stringer.
Engelse nationaliteit
Eer beklad
Vader August Eriksson schrijft op 23 mei 1945 aan de Beheerraad van de Nationale Zuivering en op 16 juni aan de minister van Binnenlandse Zaken over de houding van Marie tijdens de oorlog. ‘Deze vrouw heeft zich tijdens de deportatie van mijn zoon op schandelijke en wraakroepende wijze gedragen en de eer van mijn zoon beklad door zich met een Duitse officier bezig te houden.’ Hij heeft het over Heinrich Meyer uit Hamburg, getrouwd en vader van twee kinderen. ‘Ze onderhield met hem gedurende meer dan twee jaar betrekkingen en ontving hem regelmatig in haar woning.’
Onderzoek
Vader Eriksson noemt nog enkele voorbeelden van ‘walgelijk gedrag’ van Marie. Hij stelt vast dat ze als weduwe aanspraak kan maken op een pensioen en meent dat ze van al haar rechten als echtgenote vervallen verklaard dient te worden. Het is niet duidelijk wat op dat moment met zijn brief gebeurt. Wel zien we dat het ministerie van het Algemeen Bestuur en der Pensioenen in 1949 begint met een onderzoek. In eerste instantie naar de reden van de aanhouding van Georges Eriksson. Dat leidt onder meer tot het verhoor van de getuige Vital Nahon. In hetzelfde jaar zien we dat Marie’s vader Victor, inmiddels wonend aan de Houtsebaan 29 in Beerse, ook bij Turnhout gelegen, wettig gemachtigd is voor zijn dochter brieven en bescheiden te ontvangen, gelden te innen en te betalen.
Beslissing
Op 9 januari 1951 beslist de Aanvaardingscommissie voor Politieke Gevangenen en hun Rechthebbenden dat Georges postuum recht heeft op de titel ‘politiek gevangene’ en dat Marie, omdat ze hertrouwd is, geen rechthebbende is. Op 21 mei 1954 voegt de Controlecommissie voor burgerlijke weerstanders daar nog aan toe: ‘dat een moreel belang niet kan aanvaard worden gezien haar houding tijdens de bezetting.’ De ouders van Georges zijn de rechthebbenden en ontvangen 33 (aantal maanden gevangenschap) maal 1500 francs.
Nieuwe pogingen
Marie laat het er niet bij zitten en vraagt in 1963 andermaal haar te erkennen als rechthebbende. Nu treedt haar nicht Julia De Roo-Neomagus uit de Antwerpse wijk Luchtbal op als vertegenwoordigster. Vader Victor woont inmiddels in het Nederlandse Putte. Het antwoord verwijst naar het voor Marie negatieve besluit van 9 januari 1951. Ze blijft proberen het oorlogspensioen te bemachtigen. Ze schakelt de consul voor België in Liverpool in. Van november 1973 dateert de laatste brief. Het antwoord is opnieuw negatief.
Illegaliteit?
Marie heeft altijd gezegd dat ze na het wegvoeren van haar man ook in de illegaliteit is gegaan. Ze probeert haar in Duitsland tewerkgestelde broer Cor te helpen door de bezetter over te halen spullen voor Cor mee te nemen of op te sturen. Marie bekent zich om die reden ‘gegeven’ te hebben aan een Duitse officier, maar sommige familieleden zien het als heulen met de vijand.
Vereenzaamd
Marie heeft een aantal goede jaren met Bill, ook al is hij niet een gentleman als haar eerste man Georges of haar broer Frits. Marie en Bill brengen regelmatig een bezoek aan de familie in België en Nederland, onder meer aan haar ouders in Putte en haar zus Emma in Rotterdam. Bill krijgt een relatie met een andere vrouw en in 1968, na een huwelijk van 23 jaar, gaan Marie en Bill uit elkaar. Ze moet afstand doen van haar vrijstaande bungalow en haar onbezorgde leven. Mogelijk dat deze omstandigheid voor haar aanleiding is geweest nog een laatste poging te doen om een pensioen van Georges te verkrijgen. Bill, die lang in aan atoomcentrale werkt, wordt ernstig ziek en sterft vóór haar. Marie woont in de jaren tachtig eenzaam en vereenzaamd in armoedige omstandigheden in een eenvoudige huurwoning in Blacon. Na een bezoek van haar achterneef Jos in juli 1986, krijgt ze, vermoedelijk overmand door de emoties en de warmte, een hartaanval en verblijft ze enige tijd in een ziekenhuis.
Overlijden
Onderscheiding
Bij Koninklijk Besluit van 8 mei 1951 is het Kruis van Politieke Gevangene 1940-1945 als postume onderscheiding verleend aan Georges Eriksson. Het lint waaraan het kruis hangt draagt drie sterren, voor de lengte van de gevangenschap. Het lint is uitgevoerd in lichtblauwe strepen, symbool voor het uniform van de gevangenen.
Informatie van Wikipedia↩
Ontleend aan www.mauthausen-memorial.at, augustus 2005↩
e-mail met print uit de database van gevangenen van Barbara Fischer van de Mauthausen Memorial Archives van 23 januari 2006 in antwoord op vragen van de auteur.↩
Herinnering van Martha Neomagus-Goedgezelschap↩