• Home
  • Genealogie
    • Inleidend deel
    • Eerste generaties
    • Delftse apothekers Neomagus
    • Nuenese predikant Neomagus
    • Protestantse Hollandse tak
    • De protestantse Brabantse tak
    • De katholieke Brabantse tak
    • Neomagus, geen familie
  • Nieuws
  • Weblinks
  • Contact
  • Colofon

Blog Post

17
AUG
2015

IX-14a Belastingambtenaar Neomagus

Posted By : Jos Neomagus
Comments : Off
Veel leden van de familie Neomagus zijn vanaf de Franse tijd ambtenaar bij het ministerie van Financiën, meestal als belastingambtenaar en nog specifieker als douanier. Men kan de familie Neomagus in die 19de eeuw een echte ambtenarenfamilie noemen.

Protestant

De meeste ambtenaren, negen van de tien, zijn van protestantse huize, ook in het katholieke zuiden. Soms zijn de ambtenaren de enige protestanten in een (kleine) gemeente. Die protestantse herkomst van de ambtenaren gaat terug tot de tijd van de Republiek, dus tot vóór de Franse tijd. Den Haag bevordert de ‘gereformeerde religie’ en ambtenaren móeten dus protestant zijn. Vanaf 1798 kent Nederland – dan de Bataafse Republiek – weliswaar scheiding van kerk en staat, en op 1 januari 1806 komt er één algemeen en uniform belastingstelsel, maar de ambtenaren komen als het ware mee vanuit de periode daarvoor. Hun familie, vrienden en kennissen vormen de beste ingang voor de overheidsdienst. En die zijn meestal protestant.

Vanaf 1800

Die situatie komt ook voor bij de familie Neomagus. Aanvankelijk treffen we enkele vorsters, kosters, schoolmeesters en klerken aan, ook protestantse functionarissen. De eerste (belasting)ambtenaar in de familie is Jan van de Werk (1718-1761), commies van de tol in Erp. Hij is de schoonvader van Willem Neomagus (1757-1836), zie VIII-20, die aanvankelijk koster en schoolmeester is en vanaf 1800 ontvanger der in- en uitgaande rechten en accijnsen, voorheen van de convoyen en licenten. Zijn zoons Godefridus (1789-1856), zie IX-14, en Daniel (1796-1884), zie IX-17, worden ook belastingambtenaar, terwijl zijn dochter Hendrica (1796-1868), zie IX-15, met een belastingambtenaar trouwt.

Tot 1927

Belastingambtenaar Jan Neomagus (1827-1887), zie X-7

 

Ook Godefridus is vader van een belastingambtenaar: Jan Neomagus (1827-1887), zie X-7, evenals Daniel. Diens zoons Willem (1826-1894), zie X-9, Frits (1836-1910), zie X-12, en Godefridus (1840-1866), zie X-13, treden in het voetspoor van hun vader. Ze zijn als gevolg van afspraken bij het huwelijk van Daniel met Maria van Maren weliswaar katholiek gedoopt, maar het ambtenaar-zijn blijft in de familie. De laatste belastingambtenaar in dienst van het ministerie van Financiën in de katholieke tak is Frits’ zoon Victor Neomagus (1872-1960), zie XI-14, die in 1927 met pensioen gaat.

Hollandse tak

De eerste belastingambtenaar van de Hollandse tak is Marinus (1816-1900), zie X-3, zoon van Jan Neomagus, de laatste Delftse apotheker. Zijn zoons Marinus (1848-1922), zie XI-1, en Jan (1850-1936), zie XI-2, gaan ook bij het ministerie van Financiën werken. Andere leden van de Hollandse tak worden ook overheidsdienaren, maar als postdirecteur en notaris, dus niet werkzaam bij het ministerie van Financiën. De Hollandse tak telt duidelijk minder belastingambtenaren.

Rangen en functies

De belastingambtenaren in de familie Neomagus hebben verschillende rangen en functies. In de Brabantse tak hebben Daniel en zijn nakomelingen de rang van commies (van de 4de tot de 1ste klasse), waarbij als functie alleen douanier bekend is. Zijn broer Godefridus heeft als commies de functie van ontvanger, diens zoon Jan wordt commies-verificateur, visiteur, roeier, scheepsmeter en weger van accijnsgoederen. Bij de Hollandse tak treffen we onder meer de functies aan van deurwaarder, dienstgeleider en verificateur.

Stamlijsten

Een en ander is bekend van de stamlijsten (over de loopbaan) en signalementsstaten (met personeelsbeoordeling) die in 1870 zijn ingevoerd. Vóór die tijd zijn er ook wel personele beschrijvingen, maar niet volgens een vast stramien. Zodoende heb ik de gegevens over de eerste generatie ambtenaren met name ontleend aan vermeldingen bij huwelijks- en geboorte-inschrijvingen en bevolkingsregisters. Dat heeft, behalve aanvankelijk onbekende standplaatsen, enkele onbekende kinderen opgeleverd….

Convooien en licenten

Bij de eerste lichting belastingambtenaren is vaak sprake van het dienstvak van de convooien en licenten. Dat is een term uit de 16de eeuw (1586). De convooien zijn oorspronkelijk vergoedingen voor het beschermen van de handelsvloot tegen piraterij en oorlogsgevaar. Men vaart daartoe in convooi. Licenten zijn oorspronkelijk gelden die men moet betalen als men toestemming heeft voor het drijven van handel met de vijand. Geleidelijk aan zijn het gewone in- en uitvoerrechten geworden, zij het dat de opbrengst nog steeds bestemd is voor de oorlogsvloot en voor de bescherming van de handelsbelangen van de gewesten.

Douane

Bij de oprichting van een nationale Belastingdienst in 1806 blijft sprake van convooien en licenten. Vanaf 1823 bestaat het dienstvak van de directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnsen. De invoering van directe en indirecte belastingen is overgenomen van de Fransen, net als bij voorbeeld de invoering van de burgerlijke stand. De meeste ambtenaren van de vroegere dienst van de convooien en licenten komen in de zogenaamde liniedienst. Dat is in feite de douane, maar dat woord is aanvankelijk taboe omdat het herinnert aan het (schandelijke) optreden van Franse douaniers in de jaren 1810-1813, toen Nederland was ingelijfd bij Frankrijk. Een douanepost heet nog lang een liniepost, dit in tegenstelling tot de binnendienstpost.

Te voet of te paard

Douanier Frits Neomagus (1836-1910), zie X-12

 

Veel leden van de familie Neomagus werken in de liniedienst, dus bij de douane. Die kent commiezen te voet (in 1819: 544 man) en commiezen te paard (221 man). Ze dienen illegale in-, uit- en doorvoer tegen te gaan, controles uit te voeren op de vereiste documenten en op het vervoer langs geoorloofde wegen. Ze mogen zelfstandig een proces-verbaal opstellen. Goederen die onderhevig zijn aan belastingen zijn in de eerste decennia van de 19de eeuw onder meer zout, zeep, drank, tabak, carbon (koolstof), verf, stremsel en essence. Het lijkt me aannemelijk dat een man als Frits Neomagus een commies te paard is geweest. Hoe overbrugt hij anders in 1865 de ruim 20 kilometer van zijn standplaats Bergeijksche Barrière naar Reusel om zijn geliefde Julia Vosters op te zoeken?

Binnendienst

Een belastingambtenaar die niet aan de grens, maar in een dorp is gestationeerd, op een binnendienstpost, komt voor het innen van accijnzen onder meer op de suikerfabriek, bij de zeepzieder, de bierbrouwer, de brander van gedistilleerd, in café’s en bij molenaars. Hij is voorzien van een legitimatiepenning en maakt aantekeningen met een veer als pen. Hij heeft een alcoholweger om het percentage alcohol te meten, en een roeistok om de hoeveelheid drank te meten in vaten met bier, gedestilleerd en wijn.

Zwaar werk

Een commies met de functie van controleur, visiteur of verificateur, ook bekend bij de Neomagi, is belast met het controleren van het laden en lossen en het vervoeren van handelsgoederen. Gaat het om accijnsgoederen, dan krijgt de vervoerder na betaling van de accijns een geleibiljet. Wanneer zo’n biljet is ondertekend door de visiteur heeft het rechtskracht. De visiteur heeft zodoende zwaar werk: meten, tellen, wegen, roeien, proeven, keuren, en in havens ook het opmeten van de laadruimte van schepen en het opnemen van de lading.

Roeier

De visiteur laat zich vaak bijstaan door een commies. Vanaf 1833 kan de commies daartoe het examen ‘roeijer der dranken van de derde klasse’ afleggen. Een roeier is een ambtenaar die vaten roeit, dit wil zeggen de inhoud peilt of meet. Roeien is met de roede (peilstok) de hoeveelheid en sterkte van gedistilleerd op fust bepalen. Het vergt een specifieke kennis. Nog in 1909 treffen we een advertentie aan voor een ‘handleiding voor hen die zich wenschen voor te bereiden tot het examen van roeier der dranken’. In een andere betekenis van een roeier is iemand die in havens helpt bij het meren, losmaken en ‘verhalen’ van zeeschepen.

Poeier

Voor de douanier op een liniepost is de controle op smokkel een belangrijke taak. Een commies heeft een laag inkomen – daarover direct meer – en is zodoende gemakkelijk omkoopbaar. Daarom krijgt een douanier op zijn ronde een dienstorder mee met een plaatsaanduiding waar hij die avond of nacht moet posten, en een wachtwoord. Hij moet de dienstorder dichtvouwen zoals een apotheek doet met een poeder. Het dichtgeplakte briefje mag hij pas op een bepaalde plaats openen. Dit om fraude te voorkomen. Anders kan de douanier een smokkelaar tevoren over zijn dienstronde informeren. De dienstorder heeft daarom de naam poeierbriefje, kortweg poeier.

Neveninkomsten

De Belastingdienst kent het systeem van het vaste traktement en de wisselende bijverdiensten (emolumenten). Een commies te paard heeft een vast inkomen van maximaal 800 gulden per jaar (800 gulden in 1850 heeft in 2015 een koopkracht van bijna 9000 euro). Dat is veel te weinig voor de jaarlijkse uitgaven van huisvesting, voeding, kleding en dergelijke. De commies moet zijn eigen uitrusting aanschaffen en zelf zijn paard kopen! De emolumenten zijn dus belangrijk. Voorbeelden daarvan zijn een deel van de leges (de rechten die worden betaald voor officiële stukken), waakloon (voor het toezicht bij het laden en lossen), roeiloon (voor het roeien van dranken), meetloon (voor het meten van schepen), premies voor in beslag genomen goederen (bij voorbeeld 15 cent per 10 kilo zout, vergelijkbaar met 1,68 euro 2015), vergoedingen voor het ijken van ketels en kuipen, voor het verifiëren van een stooksel en voor het openen en sluiten van entrepots. In 1865 zijn de emolumenten afgeschaft en omgezet in een standplaatstoeslag.

Scheepsmeters

Enkele leden van de familie hebben de functie van scheepsmeter. Dat zijn de Neomagi met een standplaats in een (zee)haven, zoals Jan Neomagus (1827-1887), X-7, zie eerste foto. Uit zijn signalementsstaat van 31 december 1869 te Amsterdam blijkt, dat hij de volgende bijzondere functien heeft: roeijer, scheepsmeter (voor binnenschepen), weger van accijnsgoederen, tevens belast met de visitatiedienst. Hij heeft dan een traktement van 540 gulden en toelages tot een totaal van 330 gulden, samen 870 gulden (nu 9430 euro) per jaar. Vanaf 1878 werkt Jan in Rotterdam als scheepsmeter voor zeeschepen.

Victor Neomagus (1909-2005) is marqueur in de haven van Antwerpen. Zie XII-18. Hij staat op de foto met zijn vrouw Martha Goedgezelschap.

 

Twee andere scheepsmeters zijn Victor Neomagus (1872-1960), XI-14, die werkzaam is in de havens van Terneuzen, Vlissingen en Rotterdam. En zijn zoon Victor (1909-2005), XII-18, die van 1944 tot 1974 marqueur is in dienst van de stad Antwerpen. Een marqueur is een beëdigd scheepsmeter, scheepsweger en ladingmeester.

Ontvangers

Enkele Neomagi zijn ontvanger bij de Belastingdienst. Zij houden zich bezig met de innig van belastingen, invoerrechten en accijnsen. Ze versturen dwangbevelen en aanmaningen. De uitvoering laten zij over aan een deurwaarder, een functie die we ook bij leden van de familie aantreffen. Een ontvanger is een rekenplichtig ambtenaar. Hij moet een waarborgsom betalen voor het geval er iets mis gaat bij het geldelijk beheer, zoals dat heet. De eerste ontvanger met de naam Neomagus is Willem (1757-1836), VIII-20, die deze functie vanaf 1800 uitoefent in Erp en Someren. Hij is een protestants koster en schoolmeester, maar moet na de scheiding van kerk en staat in 1798 uitzien naar een andere baan. Zijn zoon Godfried (1789-1856), IX-14, is ontvanger in Someren (1830) en Neeritter (1847). Van hem zijn de borgsommen bekend: 340 gulden in 1825, 580 gulden in 1830 en 1000 gulden in 1834. Dat komt overeen met respectievelijk 3600, 5300 en 10.400 euro nu (in 2013). Hij krijgt er wel rente over.

Deurwaarders

Handtekening van deurwaarder Marinus Neomagus (1816-1900) onder zijn signalementsstaat in 1870. Zie X-3.

 

Marinus Neomagus (1816-1900), zoon van de laatste Delftse apotheker, is in 1870 in Oosterhout, behalve roeier, deurwaarder en dienstgeleider. Hij stelt zich wel beschikbaar voor de functie van ontvanger, maar krijgt die baan niet. Zijn ongehuwde zoon Jan (1850-1936), XI-2, is vanaf 1876 tot zijn pensionering in 1906 deurwaarder in achtereenvolgens Epe, Vlaardingen, Schagen, Middelburg, Warmond, Katwijk en Delft. Kennelijk wordt een vrijgezel sneller overgeplaatst dan een ambtenaar met een gezin….

 

Ik heb veel gegevens ontleend aan een boek uit 2009 over de geschiedenis van de Belastingdienst van Tom Pfeil, en aan een herdruk uit 1983 van het jaarboekje voor belastingambtenaren uit 1833.
JN
About the Author

Social Share

    Categorieën

    • Inleidend deel
    • Eerste generaties
    • Delftse apothekers Neomagus
    • Nuenese predikant Neomagus
    • Protestantse Hollandse tak
    • De protestantse Brabantse tak
    • De katholieke Brabantse tak
    • Neomagus, geen familie

    Recente aanvullingen

    • XIII-23 Anna Josephina Martha Van Camp-Neomagus 8 november 2021
    • XIII-7 Hendrik Cornelis Neomagus 12 april 2021
    • Aanvullingen per 15 januari 2021 15 januari 2021
    Copyright © 2010 Neomagus.nl. Alle rechten voorbehouden.